Week 9: herhaling zinsdelen + LV

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

P1b

Welkom bij Nederlands!

Lesprogramma

1. Lezen

2. Herhaling: stappenplan zinsdelen

3. Lijdend voorwerp

4. Husselzinnen: opdracht in duo's

5. Plenda

LESDOEL

Aan het einde van de les weet je hoe je PV - WG - OW - LV kan bepalen.

Stappenplan

• Zoek de PV: vraagproef of tijdproef
• Zoek het WG: alle werkwoorden (die bij elkaar horen) 
• Verdeel de zin in zinsdelen: kijk welk woord of welke woordgroep je voor de PV kan zetten
• Zoek het OW: Wie of wat + WG = OW
• Zoek het LV: Wie of wat + WG + OW = LV

OW of LV?

• De baby huilt.   
• De moeder troost de baby 
• 
  
• De appel hangt aan de boom. 
• Ik eet de appel. 

    

Staat het OW altijd vooraan? NEE!

• Mijn zus bakte die taart. --- mijn zus = OW
  
• Die taart bakte mijn zus. --- mijn zus = OW

Staat het LV altijd achteraan? NEE!

• Mijn zus bakte die taart. --- die taart = LV
  
• Die taart bakte mijn zus. --- die taart = LV

De hond blaft. = OW+ PV

Maak nu een zin waarbij 'de hond' het LV is.

De taart staat in de koelkast = OW + PV + AZ.

Maak nu een zin waarbij 'de taart' het LV is.

Ik zag Pim tijdens de voetbaltraining.

OW + PV + LV + AZ

Maak nu een zin waarbij 'Pim' het onderwerp is.

Maak 2 zinnen:

 een zin waarbij 'het boek' het OW is

EN

 een zin waarbij 'het boek' het LV is

Zinnen husselen: in duo's

• Haal de kaartjes voorzichtig uit de envelop.
• Maak een kloppende zin met de kaartjes. Noteer deze zin in je schrift.
• Maak nu een andere zin met dezelfde kaartjes: dit doe je door een ander woord of een andere woordgroep vóór de PV te schuiven. Noteer deze zin ook in je schrift.
• Maak een 3de zin, opnieuw door het schuiven met woorden. Noteer in je schrift. 
• Zet vervolgens zinsdeelstrepen en benoem de zinsdelen.

Zin 1

Het voetbalveld in het park / wordt / vaak / gebruikt / 

                

door jongeren.

       

Zin 2

In de zomervakantie / laden / we / onze 

           

kampeerspullen / in de auto. 

          

Zin 3

Het enthousiaste publiek/ beloonde / de band/

                 

met een luid applaus.

                

Zin 4

Ik / heb / haar / nog nooit / met vettig haar /

zien lopen.   

      

Zin 7

Op dit stuk grond / worden / de komende

          

jaren / 500 woningen / gebouwd. 

                 

Zin 8

Voor mijn verjaardag / bak / ik / een

            

appeltaart en een chocoladetaart.