V3 Quizzz H 8

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Quizzz

Quizzz hoofdstuk 8 verbanden

Een aantal vragen over verbanden

Zowel uit hoofdstuk 8 als algemene vaardigheden

Het lijkt veel maar de meeste zijn meerkeuze

Kladpapier en rekenmachine zijn toegestaan 

De formule hieronder is van een .............. verband.

y=ax+b

1. Recht evenredig
2. Omgekeerd evenredig
3. Lineair
4. Kwadratisch

Geef aan of de volgende stelling waar of niet waar is.

Wanneer in de formule , dan krijg je de standaardvorm van een lineair verband.

a=0

y=ax​2​​+bx+c

1. Waar
2. Niet waar

Bij welk verband hoor de formule: 

y=b⋅g​t​​

1. lineair verband
2. machtsverband
3. evenredig verband
4. exponentieel verband

De volgende twee stellingen gaan over
A: De waarde van g bepaald hoe steil de grafiek loopt en of die stijgt of daalt.
B: Door de groeifactor te vermenigvuldigen met 100 kom je achter de procentuele groei.

y=b⋅g​t​​

1. A en B zijn waar
2. A en B zijn niet waar
3. A is waar, B is niet waar
4. A is niet waar, B is waar

Geef aan of de volgende stelling waar of niet waar is.

Een voorbeeld van exponentiële groei is procentuele groei.

1. Waar
2. Niet waar

Wat is de groeifactor als er een procentuele afname is van 2,5%

1. 1,025
2. 0,975
3. 0,75
4. 1,25

Martine zet op 1 januari 2015 een bedrag van 2000 euro op een spaarrekening. De jaarlijkse rente is 2,1%.

Welke formule hoort bij het bedrag B dat na t jaar op de spaarrekening van Martine staat?

1. B=2000⋅2,1​t​​
2. B=2000⋅102,1​t​​
3. B=2,1⋅2000​t​​
4. B=2000⋅1,021​t​​

Eelco heeft een bedrag van 800 euro op zijn spaarrekening staan tegen een vaste rente per jaar van 3%.
Hoeveel spaargeld heeft Eelco na 10 jaar (in hele euro's)

1. 830
2. 1075
3. 1100
4. 11000

Bij welk verband hoort de onderstaande tabel?

1. Lineair
2. Machtsverband
3. Recht evenredig
4. Exponentieel

Bij welk verband hoort de onderstaande tabel?

1. Lineair
2. Machtsverband
3. Recht evenredig
4. Exponentieel

Welke formule hoort bij de gegevens in de tabel hiernaast?

Tip

Je kunt dit zonder berekening

Tip: let op de beginwaarde en de richting van de verandering

1. y=540⋅0,85​t​​
2. y=635⋅0,85​t​​
3. y=540⋅1,18​t​​
4. y=635⋅1,18​t​​

Je ziet een tabel die het exponentiele verband van de afname van het aantal egels beschrijft. Bepaal de gemiddelde groeifactor. Rond af op 2 decimalen.

Gegeven is de tabel hiernaast ---->

Neem aan dat de tabel bij lineaire groei hoort. 

Geef de hoeveelheid N op t = 3

Gegeven is de tabel hiernaast ---->

Neem aan dat de tabel bij exponentiële groei hoort. 

Geef de hoeveelheid N op t = 3

rond af op gehelen

Stel de formule op van
de lijn hiernaast.

1. h=8a+4
2. h=0,5a+8
3. h=2a+8
4. h=8a+2

Hiernaast zie je 2 grafieken die
horen bij

Welke stelling is juist.

y=ax+b

1. De 'b' van beide grafieken is hetzelfde
2. De 'a' van de rode grafiek is groter dan bij de blauwe grafiek.
3. Deze grafieken groeien exponentieel
4. De 'a' van beide grafieken is hetzelfde

Hiernaast zie je 2 grafieken die
horen bij

Welke stelling is juist.

y=ax+b

1. De 'b' van beide grafieken is hetzelfde
2. De 'a' van de blauwe grafiek is kleiner dan van de rode grafiek
3. Het snijpunt van deze grafieken ligt buiten de afbeelding
4. De 'a' van beide grafieken is hetzelfde

Hiernaast zie je 2 grafieken die
horen bij

Welke stelling is juist.

y=ax+b

1. De 'b' van de blauwe grafiek is negatief
2. De grafieken snijden elkaar nooit
3. De 'a' van de blauwe grafiek is positief
4. De 'a' van de blauwe grafiek is negatief

De volgende twee stellingen gaan over
A: Wanneer de waarde van c veranderd, verplaatst de hele grafiek omhoog of omlaag
B: De waarde van a bepaald of het een bergparabool of dalparabool is.

y=ax​2​​+c

1. A en B zijn waar
2. A en B zijn niet waar
3. A is waar, B is niet waar
4. A is niet waar, B is waar

Wat weet je van de grafiek van de formule:

y=2x​2​​−5

1. bergparabool met top onder de x-as
2. dalparabool met top onder de x-as
3. bergparabool met top boven de x-as
4. dalparabool met top boven de x-as

Wat weet je van de grafiek van de formule:

y=−4x​2​​+17

1. bergparabool met top onder de x-as
2. dalparabool met top onder de x-as
3. bergparabool met top boven de x-as
4. dalparabool met top boven de x-as

Je ziet de grafiek die hoort bij de formule

Wat weet je van a en c

y=ax​2​​+c

1. a is positief en c is positief
2. a is negatief en c is positief
3. a is positief en c is negatief
4. a is negatief en c is negatief

welke functie hoort bij
de groene grafiek?

1. f(x)=x​2​​−3
2. f(x)=x​2​​+3
3. f(x)=−x​2​​−3
4. f(x)=−2x​2​​+3

welke functie hoort bij
de blauwe grafiek?

1. f(x)=x​2​​−3
2. f(x)=x​2​​+3
3. f(x)=−x​2​​−3
4. f(x)=−2x​2​​+3

Koppel door te slepen onderstaande formules aan de juiste grafieken.

f(x) = 0,83x⁴

g(x) = -5x⁶

h(x) = -34x⁷

m(x) = 28x³

15

5

6

Periode

Evenwichtsstand

Amplitude

300

2

200

Periode

Evenwichtsstand

Amplitude

Welke van de grafieken is/zijn periodiek?

1. Alleen A
2. A en B
3. A en C
4. B en C

Wat is de periode in seconden?

1. 20
2. 40
3. 80
4. 120

Wat is de amplitude?

1. 0 m
2. 30 m
3. 20 m
4. 15 m

Wat is de evenwichtsstand?

1. 0 m
2. 30 m
3. 20 m
4. 15 m

Wat is de periode ?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Wat is de amplitude ?

1. 2
2. 2,5
3. 4
4. 5

Wat is de evenwichtsstand ?

1. 0,5
2. 2
3. 3
4. 5,5

Wat is van de grafiek hiernaast de periode?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hoe hoog is de grafiek bij 10 uur?

1. 0,5
2. 1
3. 1,5
4. 2

Wat vind je nog lastig?

Einde

Klaar!

Als je zeker weet dat je alles ingevuld hebt, 

zeg even dag in teams en dan mag je de les verlaten.