2. Blauwe woorden dobbelen
1. Je vangt de dobbelsteen van de docent
2. Je zegt het nummer dat je vangt (bijvoorbeeld 3)
3. Jekiest een woord onder 3: * wat betekent het woord?
* wat is het meervoud?
* maak een zin met het woord
(Klasgenoten controleren het antwoord en helpen)
4. Jij gooit de dobbelsteen naar een medecursist, etc.
5. Kies een nieuw woord.