§7.1 Tijd is geld

Check-in
😒🙁😐🙂😃
1 / 25
suivant
Slide 1: Sondage

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Check-in
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Sondage

Hoofdstuk 7 Ruilen over de tijd
§7.1 Tijd is geld

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt beredeneren hoe consumenten ruilen in de tijd
en welke rol de (nominale en reële) rente daarbij speelt
Je kent het begrip inflatie
Je kunt het consumentenprijsindexcijfer berekenen

Slide 3 - Diapositive

Ruilen over de tijd 
Consument

Slide 4 - Diapositive

RUILEN OVER DE TIJD (intertemporele ruil)

Slide 5 - Diapositive

Rente
  • Rente = de prijs van geld
  • Als je spaart krijg je rente, als je leent betaal je rente.
  • Nominale rente = rente in euro's, het rente- percentage dat de bank geeft of vraagt.
  • Reële rente = nominale rente gecorrigeerd voor de inflatie.
  • Reële rente = nominale rente – inflatiepercentage.

Slide 6 - Diapositive

Nominale rente: 1%
Inflatie: 12%
Reële rente?
Reële rente: 2%
Inflatie: 3%
Nominale rente?
Nominale rente: 3%
Reële rente: 2%
Inflatie?
Nominale rente: 2%
Reële rente: 3%
Inflatie?
– 1%
5%
– 11%
1%

Slide 7 - Question de remorquage

Wat betekent inflatie?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Vidéo

KIJKVRAAG
Hoe hoog is de inflatie momenteel?

Slide 10 - Question ouverte

KIJKVRAAG
Wat is momenteel het hardst in prijs gestegen?
A
Graan en zonnebloemolie
B
Benzine en zonnebloemolie
C
Olie en gas
D
Olie en graan

Slide 11 - Quiz

KIJKVRAAG
Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
Hoeveel spaargeld je hebt
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 12 - Quiz

Inflatie = gemiddelde prijsstijging van producten in een land.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Indexcijfers 
Met indexcijfers kun je gegevens met elkaar vergelijken, waarbij je het basisjaar als uitgangspunt neemt.
Het basisjaar heeft altijd het indexcijfer 100. 

Indexcijfers lijken op percentages. Het is ook een verhoudingsgetal.

Slide 15 - Diapositive

REKENEN MET INDEXCIJFERS

Slide 16 - Diapositive


Wat is het basisjaar?
A
2014
B
2015
C
2016
D
2017

Slide 17 - Quiz

Juist of onjuist?
Het indexcijfer is altijd 100 of hoger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 19 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 20 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Vidéo

Wat is het consumentenprijs-indexcijfer?
A
100
B
103,75
C
106,5
D
109,25

Slide 24 - Quiz

Aan het werk!
Maak van §7.1 onderstaande opdrachten:
- opdracht 7 t/m 12
- opdracht 1 t/m 6

Slide 25 - Diapositive