week 40 D2C SO + lijdend voorwerp

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • SO
  • Complemento directo
  • la fruta
  • Diálogo en el mercado
Jueves, 6 de octubre
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • SO
  • Complemento directo
  • la fruta
  • Diálogo en el mercado
Jueves, 6 de octubre

Slide 1 - Diapositive

SO - 25 minutos

Slide 2 - Diapositive

Deberes
Donderdag 13 oktober
Leren voc. 1.11
Maken module pág. 29 ej. A y B 
Plan 3 leermomenten in.

Slide 3 - Diapositive

Heroe
Diego Maradona
"Pelusa" "El diez"
1960-2020
165 m
Buenos Aires
op zijn 10e ontdekt
debuut op zijn 16e voor Argentijnse elftal
o.a. Napoli en FC Barcelona

Slide 4 - Diapositive

El objeto directo
Wat is een lijdend voorwerp?



ej. Compro un libro para Juan.
het antwoord op de vraag wie of wat + persoonsvorm
el libro = het lijdend voorwerp
Leerdoel: lijdend voorwerp

Slide 5 - Diapositive

Het lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord.
Net als in het Nederlands kan je het lijdend voorwerp 
vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 

Ik koop een boek voor Juan. - Ik koop het voor Juan. 
Compro un libro para Juan.  - Lo compro para Juan.
Leerdoel: lijdend voorwerp

Slide 6 - Diapositive

Los pronombres de objeto directo
                      mannelijk          vrouwelijk
enkelv.               lo                           la
meerv.               los                         las
Leerdoel: lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

Plaats van de persoonlijke voornaamwoorden. 
- De persoonlijke voornaamwoorden staan voor de persoonsvorm

vb:  Uso todos los días el ordenador. - Lo uso todos los días. 

- De ontkenning komt voor lo/la/los/las.
vb: No uso el portátil. - No lo uso. 

Leerdoel: lijdend voorwerp

Slide 8 - Diapositive

Módulo página 27
Hacemos juntos el ejercicio:

1. ¿Dónde están las patatas?                - Pues, yo no ___ tengo. ¿____ tienes tú?
2. ¿Compras tú la tarta para la fiesta? - Sí, ____ compro en la pastelería.
3. ¿Compramos los huevos aquí?         - No, so  muy caros. ____ compramos 
                                                                 en el mercado.
4. ¿Cómo quieres el té, con limón?      - Pues ___ prefiero con leche. 

Slide 9 - Diapositive

Módulo página 27
1.9 uitwerkingen

  1. las, las
  2. la
  3. los
  4. la


Slide 10 - Diapositive

Tarea 1.11 - La fruta
Vul je woordenlijst in. 

Slide 11 - Diapositive

Vamos a hablar
Diálogo en la tienda. Maak in 2-tallen een dialoog
in een winkel. Begroet, koop minimaal 3 producten en vraag ook om de prijs. Vraag ook of ze een bepaald product hebben. De verkoper reageert. Presenteer de dialoog. 
Leerdoel: kopen in een winkel
Competentie: creativiteit

Slide 12 - Diapositive

Presenta los diálogos

Slide 13 - Diapositive