Let op:
1. De woordvolgorde in de zin. ondw , ww, infinitief, voorwerp
plaats van de vraagwoorden, plaats van de tijdsbepalingen
2. klinkers, lidwoorden le, la, les, l', un, une ,stomme h,
3. onderwerp en persoonsvorm congruëntie
3. type werkwoord. gewoon ww / huiswerkwoord / Wederkerend of niet ?
4. l'accord. Extra e/s/ etc