Brandwonden leerpad

Brandwonden
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Brandwonden

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Oorzaken
  • Straling
  • Directe hitte
  •  Vloeistof
  • Elektriciteit
  • Chemisch stof

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wat is het eerste wat je doet als je naar een slachtoffer toe gaat?
A
Zeggen dat je EHBO hebt (geruststellen)
B
Op gevaar letten
C
Kijken wat er is gebeurd

Slide 14 - Quiz

Beschutting geven is aan het slachtoffer is nodig omdat:
A
het vervelend is als iedereen kan kijken
B
het slachtoffer onderkoeld of oververhit kan raken
C
hij anders afgeleid raakt door de omgeving

Slide 15 - Quiz

Brandwonden ontstaan niet door....
A
hete thee
B
elektriciteit
C
sap van een berenklauw (plant)
D
ontstaan wel door alle bovenstaanden

Slide 16 - Quiz

Hoe geven we de ernst van een brandwond aan?
A
Met de regel van negen
B
door het ontstaan
C
door de vijf punten
D
1e, 2e en 3e graads verbranding

Slide 17 - Quiz

Hoe geven we de ernst van een brandwond aan?
A
1%
B
8%
C
10%
D
30%

Slide 18 - Quiz

Tweedegraads verbranding:
A
heeft blaren gevuld met helder vocht
B
is rood, doet pijn en is opgezet
C
is rood, doet pijn en is opgezet
D
is wit of zwart en gevoelloos

Slide 19 - Quiz

Waarvoor gebruiken we de regel van 9?
A
om de diepte te bepalen
B
om de oppervlakte te bepalen
C
vertelt de 9 stappen voor de hulpverlener

Slide 20 - Quiz

Wat is de belangrijkste handeling bij brandwonden?
A
Dat alles wat je gebruikt steriel is
B
Dat de brandwond gekoeld wordt
C
meteen 112 bellen bij 2e of 3e graads brandwonden

Slide 21 - Quiz

Je ziet een grote brandwond over de hele schouder; rode, licht gezwollen huis en het slachtoffer heeft pijn. Wat heeft het slachtoffer?
A
1e graads brandwond
B
2e graads brandwond
C
3e graads brandwond

Slide 22 - Quiz

Hoe koelen we een brandwond?
A
30 minuten met koud water
B
koud kraanwater op de wond, 10 minuten
C
alleen met speciale koelgel
D
lauw stromend water over de wond, 10 minuten

Slide 23 - Quiz

Welke stelling klopt niet?
A
Koelen heeft nut tot 1 uur na de verbranding
B
Het slachtoffer kan bij een groot oppervlak in shock raken
C
Koelen kan ook door het slachtoffer in een koud bad te leggen
D
Als er geen schoon water is, mag je zelfs met slootwater koelen

Slide 24 - Quiz