Paragraf E Kapitel 1

Herzlich Wilkommen
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

Éléments de cette leçon

Herzlich Wilkommen

Slide 1 - Diapositive

Lernziel

  • Je kunt haben en sein vervoegen met behulp van de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Je kunt een paar eenvoudige zinnen opschrijven over jezelf of over andere mensen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat betekent ¨plaudern¨?

Slide 4 - Question ouverte

Wie alt  bist du?
Guten Tag
Woher kommst du?
Wie heißt du?
Auf Wiedersehen!
Ich bin 13 Jahre alt.
Hallo!
Ich komme aus Holland.
Ich heiße.....
Tschüss

Slide 5 - Question de remorquage

Wat zij de persoonlijk
voornaamwoorden?

Slide 6 - Carte mentale

Slide 7 - Vidéo

persoonlijke voornaamwoorden

ik = ich                                 wij = wir

jij = du                                  jullie = ihr

hij = er                                  zij = sie

zij = sie                                 u = Sie

het = es                                                      Wat valt je op?

Slide 8 - Diapositive

Zoek de kloppende persoonlijke voornaamwoorden.
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Ik
Jij
Hij
Zij
Het
Wij
Jullie
Zij (mv)

Slide 9 - Question de remorquage

haben en sein

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

haben und sein
Hebben
Zijn
Haben
Sein

Slide 13 - Question de remorquage

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 14 - Question de remorquage

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 15 - Question de remorquage

U heeft
A
sie haben
B
Sie haben
C
You haben

Slide 16 - Quiz

haben: wir
A
habt
B
habe
C
haben

Slide 17 - Quiz

du (haben)
A
hat
B
hast
C
haben

Slide 18 - Quiz

haben
A
haben /gehat
B
haben / gehad
C
haben/ gehabt

Slide 19 - Quiz

wir (sein )
A
seien
B
sind
C
sein
D
bist

Slide 20 - Quiz

Du (sein)
A
ist
B
sein
C
bin
D
bist

Slide 21 - Quiz

zijn
A
sein /geweest
B
sein / gewesen
C
sein/ gewessen

Slide 22 - Quiz

Leer nu de werkwoorden 'haben' en 'sein' + voltooid deelwoord


Slide 23 - Diapositive

Schreibecke

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive



Was 
sind deine Hobbys?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Was sind seine Hobbys?
A
langlaufen, paardrijden,zwemmen
B
skiën, reizen, zwemmen
C
voetballen, paardrijden, skiën
D
lauglaufen, tennissen, reizen

Slide 29 - Quiz

0

Slide 30 - Vidéo

Was sind ihre Hobbys?
A
wielrennen, haar vriend,zwemmen
B
wielrennen, reizen, haar vriend
C
reizen, paardrijden, haar kind
D
fietsen, haar kind,reizen

Slide 31 - Quiz

0

Slide 32 - Vidéo

Welche Hobbys haben die beiden Mädchen?(meisjes)

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

Wie siehst du aus? Beschreibe mal deine Haare und Augen? Ich habe .....
timer
1:00

Slide 37 - Question ouverte

Hausaufgaben:
Dienstag 27/9


Mache 19+20 (Benutze = gebruik Schreibecke E Seite 41)
Mache Paragraf F 21+23 online!!!
Lerne: Grammatik E (haben+sein ) Seite 42 

Slide 38 - Diapositive