Atoombouw


.


Hoofdstuk 4
Paragraaf 3
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


.


Hoofdstuk 4
Paragraaf 3

Slide 1 - Diapositive

Planning
Bespreken huiswerk
Herhalen
Afmaken paragraaf 3
Oefenen
Uitleg paragraaf 4

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk
Controle
Bespreken opgave 72 en 74

Slide 3 - Diapositive

Opgave 72
Schrijf het massagetal van onderstaande atomen op:

Stikstof =                                                   koper = 
Chloor =                                                     zink = 
ijzer =                                                          goud = 

Slide 4 - Diapositive

Opgave 74
Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft een koolstofatoom?

Slide 5 - Diapositive

Wat is het atoomnummer van Boor?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het atoomnummer van fluor?

Slide 7 - Question ouverte

Hoeveel protonen en elektronen heeft waterstof?

Slide 8 - Question ouverte

Hoeveel protonen en elektronen heeft zuurstof?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het massagetal van stikstof?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het massagetal van nikkel?
Hoeveel protonen heeft nikkel?
Hoeveel neutronen heeft nikkel?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het atoomnummer van helium?
Hoeveel protonen heeft helium?
Hoeveel elektronen heeft helium?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het massagetal van Helium?
Hoeveel protonen heeft Helium?
Hoeveel neutronen heeft Helium?

Slide 13 - Question ouverte

Isotopen
In de natuur komen koolstofatomen voor met 6, 7 of 8 neutronen.​ 

Atomen van dezelfde atoomsoort met een verschillend aantal neutronen in de kern heten isotopen. ​

Slide 14 - Diapositive

Isotopen
In de natuur komen koolstofatomen voor met 6, 7 of 8 neutronen.​ 

Atomen van dezelfde atoomsoort met een verschillend aantal neutronen in de kern heten isotopen. ​

Massagetal = protonen + neutronen​

Welke massagetallen kan koolstof hebben?

Slide 15 - Diapositive

Isotopen
In de natuur komen koolstofatomen voor met 6, 7 of 8 neutronen.​ 

Atomen van dezelfde atoomsoort met een verschillend aantal neutronen in de kern heten isotopen. ​

Massagetal = protonen + neutronen​

Welke massagetallen kan koolstof hebben?

Het massagetal schrijf je achter het symbool van het atoom, zodat je weet over welke isotoop het gaat; C-12, C-13, C-14. 

Slide 16 - Diapositive

Gemiddelde atoommassa
In de natuur komen van de meeste atoomsoorten meerdere isotopen voor. ​ 
De massa van het atoom noemen we de atoommassa. We pakken hierbij het gemiddelde. ​ 
​ 
Atoommassa heeft de eenheid u. ​ 
​ 
​ 
Periodiek systeem links onderin. ​

Slide 17 - Diapositive

Opgaven
Hoofdstuk 4​ 
Paragraaf 3​

Opgaven: 78, 80, 81, 82, 83, 85, 87 en 88

Opgave 80 samen voor diegene die dat willen.

Slide 18 - Diapositive

Paragraaf 4 - straling
Leerdoelen:
Je leert welke soorten straling er zijn. 
Je leert hoe straling wordt gebruikt.

Slide 19 - Diapositive

Straling 
De atoomkern zendt straling uit om weer stabiel te worden. 

Radioactieve isotopen kunnen drie soorten straling uitzenden:

Alfastraling; bestaat uit 2 protonen en 2 neutronen
bètastraling; bestaat uit elektronen
gammastraling; bestaat uit energie.

Slide 20 - Diapositive

Straling 
De meeste atoomkernen zijn stabiel. 
Stabiele atoomkernen veranderen niet

Sommige atoomkernen zijn instabiel. De verhouding tussen het aantal protonen en neutronen klopt dan niet. 

De atoomkern zendt straling uit om weer stabiel te worden. 

Slide 21 - Diapositive

Straling gebruiken
Voor onderzoek in het ziekenhuis
  • Foto's maken
  • behandeling van kanker
Thuis
  • radiogolven
  • wifisignalen
  • licht
  • infrarood- straling

Slide 22 - Diapositive

Röntgenfoto

Slide 23 - Diapositive

Röntgenstraling
Een röntgenapparaat beschijnt het lichaam met röntgenstraling. 

Deze straling gaat door weke delen heen. Harde delen zoals botten houden de straling wel tegen. 

Waar de straling doorheen gaat heeft te maken met het doordringend vermogen. 

Slide 24 - Diapositive

Doordringend vermogen
Alfastraling: klein doordringend vermogen.

Bètastraling: groter doordringend vermogen

Gammastraling: groot doordringend vermogen. 

Slide 25 - Diapositive

Oefenen
Opgaven: 90, 92, 93, 95, 97, 98, 100, 102 & 103

Slide 26 - Diapositive