Werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd (zwakke werkwoorden)

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 
en verleden tijd
(zwakke werkwoorden)
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 
en verleden tijd
(zwakke werkwoorden)

Slide 1 - Diapositive

... (Stoten, tt) jij je
kleine teen tegen de stoelpoot?

Slide 2 - Question ouverte

Gisteren ... (raden. vt) ik het goede getal en daarom mocht ik het snoepje hebben

Slide 3 - Question ouverte

Gisteren ..... (bakken, vt) Jet en Mila
samen een heerlijke appeltaart

Slide 4 - Question ouverte

De schilder ... (verven, tt)
alle kozijnen rood

Slide 5 - Question ouverte

Vorig jaar ... (schoppen, vt)
ik mijn zusje regelmatig als ik boos was.

Slide 6 - Question ouverte

Gisteren ..... (vloggen, vt) Monica en Enzo
over hun dagje uit samen

Slide 7 - Question ouverte

In de zomer .... (branden, tt)
er een vreugdevuur op het strand

Slide 8 - Question ouverte

De jongens .... (praten, vt) gisteren
aan één stuk door aan tafel over de wedstrijd

Slide 9 - Question ouverte

Vorige week tijdens de toets
.... (verfrommelen, vt) ik dat spiekbriefje snel om niet betrapt te worden

Slide 10 - Question ouverte

Tom... (boffen, tt) enorm als
hij een ijsje krijgt van zijn oma

Slide 11 - Question ouverte

De bakker .... (kneden, tt)
het deeg voor het brood.

Slide 12 - Question ouverte

Vorige week ... (verrassen, vt) mijn vader
mijn moeder met een bos bloemen.

Slide 13 - Question ouverte

Vorig jaar .... (verloten, vt) mijn opa
zijn muntenverzameling onder
zijn kleinkinderen

Slide 14 - Question ouverte

Vroeger ... (roken, vt) de mensen
veel vaker sigaretten dan tegenwoordig

Slide 15 - Question ouverte

Vorige maand .... (waden, vt) wij
met zijn allen door de ondiepe sloot naar de overkant

Slide 16 - Question ouverte

Gisteren .... (krabben, vt) Mia op haar hoofd, omdat ze luizen had

Slide 17 - Question ouverte

Gisteren .... (vrezen, vt) Eric voor zijn leven

Slide 18 - Question ouverte

Ik .... (blozen, vt) gisteren helemaal
toen die leuke jongen hallo tegen me zei

Slide 19 - Question ouverte

.... (zetten, vt) jij vorige week de les Wiskunde op zijn kop?

Slide 20 - Question ouverte

Vorig jaar .... (kaarten, vt) wij
elke vrijdagavond samen.

Slide 21 - Question ouverte

Vorige week ... (baren, vt) mijn tante
een jongen en een meisje!

Slide 22 - Question ouverte

De bakker .... (kneden, vt)
het deeg voor het brood.

Slide 23 - Question ouverte

Mijn vader ... (verrassen, tt)
mijn moeder elke week met een bos bloemen.

Slide 24 - Question ouverte

Jelle .... (waden, tt) door de ondiepe sloot naar de overkant

Slide 25 - Question ouverte

.... (Blozen, tt) jij helemaal
als die leuke jongen hallo tegen je zegt?

Slide 26 - Question ouverte

In 2022 ... (willen, tt) mijn oom mijn oudste neef naar Berlijn brengen.

Slide 27 - Question ouverte

Die oude kast ... (zullen, vt) zeker een nieuw verfje kunnen gebruiken.

Slide 28 - Question ouverte

De vrouw ... (hebben, tt) vanmorgen alle kinderen een sticker laten uitzoeken.

Slide 29 - Question ouverte