Werkwoordspelling tegenwoordige tijd en verleden tijd (zwakke werkwoorden)

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 
en verleden tijd
(zwakke werkwoorden)
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 
en verleden tijd
(zwakke werkwoorden)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

... (Stoten, tt) jij je
kleine teen tegen de stoelpoot?

Slide 4 - Question ouverte

Gisteren ... (raden. vt) ik het goede getal en daarom mocht ik het snoepje hebben

Slide 5 - Question ouverte

Gisteren ..... (bakken, vt) Jet en Mila
samen een heerlijke appeltaart

Slide 6 - Question ouverte

Mijn moeder ... (meten, tt)
hoe lang ik was met een meetlat langs de deurpost

Slide 7 - Question ouverte

De schilder ... (verven, tt)
alle kozijnen rood

Slide 8 - Question ouverte

Vorig jaar ... (schoppen, vt)
ik mijn zusje regelmatig als ik boos was.

Slide 9 - Question ouverte

Gisteren ..... (vloggen, vt) Monica en Enzo
over hun dagje uit samen

Slide 10 - Question ouverte

In de zomer .... (branden, tt)
er een vreugdevuur op het strand

Slide 11 - Question ouverte

De jongens .... (praten, vt) gisteren
aan één stuk door aan tafel over de wedstrijd

Slide 12 - Question ouverte

Vorige week tijdens de toets
.... (verfrommelen, vt) ik dat spiekbriefje snel om niet betrapt te worden

Slide 13 - Question ouverte

Vorige maand .... (waden, vt) wij
met zijn allen door de ondiepe sloot naar de overkant

Slide 14 - Question ouverte

De bakker .... (kneden, vt)
het deeg voor het brood.

Slide 15 - Question ouverte

Mijn vader ... (verrassen, tt)
mijn moeder elke week met een bos bloemen.

Slide 16 - Question ouverte

Aan de slag
Maak alle opdrachten van paragraaf 10, Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden.

Slide 17 - Diapositive