Woordsoorten Periode 3 MHV1

Woordsoorten
Hoe goed kun jij ze al benoemen?
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Woordsoorten
Hoe goed kun jij ze al benoemen?

Slide 1 - Diapositive

Kijk naar de onderstaande woorden. Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
de
B
twee
C
koekje
D
werkt

Slide 2 - Quiz

Kijk naar de onderstaande woorden. Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
A
oom
B
het
C
liefste
D
hij

Slide 3 - Quiz

Kijk naar de onderstaande woorden. Waar zie jij een voorzetsel?
A
gedurende
B
het
C
meisje
D
loopt

Slide 4 - Quiz

Ik wil graag een kaartje voor dat vette concert bestellen. Wat is in deze zin het zelfstandig werkwoord?

Slide 5 - Question ouverte

Ik wil graag een kaartje voor dat vette concert bestellen. Wat is in deze zin het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 6 - Question ouverte

Ik eet een APPEL. Wat is APPEL voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 7 - Question ouverte

Ik EET een appel. Wat is EET voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 8 - Question ouverte

IK eet een appel. Wat is IK voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 9 - Question ouverte

TIJDENS het schoolfeest heb ik een koude cola besteld . Wat is TIJDENS voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 10 - Question ouverte

Tijdens het schoolfeest HEB ik een koude cola besteld . Wat is HEB voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 11 - Question ouverte

Tijdens het schoolfeest heb ik een KOUDE cola besteld . Wat is KOUDE voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 12 - Question ouverte

HIJ wil Maarten een oude wereldkaart van zijn opa laten zien. Wat is HIJ voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 13 - Question ouverte

Hij wil MAARTEN een oude wereldkaart van zijn opa laten zien. Wat is MAARTEN voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 14 - Question ouverte

Hij wil Maarten EEN oude wereldkaart van zijn opa laten zien. Wat is EEN voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 15 - Question ouverte

Hij wil Maarten een OUDE wereldkaart van zijn opa laten zien. Wat is OUDE voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 16 - Question ouverte

Hij wil Maarten een oude WERELDKAART van zijn opa laten zien. Wat is WERELDKAART voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 17 - Question ouverte

Hij wil Maarten een oude wereldkaart VAN zijn opa laten zien. Wat is VAN voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 18 - Question ouverte

Hij wil Maarten een oude wereldkaart van zijn opa LATEN zien. Wat is LATEN voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 19 - Question ouverte

Hij wil Maarten een oude wereldkaart van zijn opa laten ZIEN. Wat is ZIEN voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 20 - Question ouverte

Zij ZULLEN het spel eerst uitproberen om te zien of het leuk is. Wat is ZULLEN voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 21 - Question ouverte

Zij zullen HET spel eerst uitproberen om te zien of het leuk is. Wat is HET voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 22 - Question ouverte

Ik DRAAG mijn mooie, nieuwe, stoere t-shirt naar school. Wat is DRAAG voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 23 - Question ouverte

Ik draag mijn MOOIE, nieuwe, stoere t-shirt naar school. Wat is MOOIE voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 24 - Question ouverte

Ik draag mijn mooie, NIEUWE, stoere T-shirt naar school. Wat is NIEUWE voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 25 - Question ouverte

Ik draag mijn mooie, nieuwe, STOERE T-shirt naar school. Wat is STOERE voor woordsoort? Kies uit: lw, zn, hww, zww, vz, bnw, pvw

Slide 26 - Question ouverte

Ik geef al heel wat jaren les op deze school.
Hoeveel zelfstandig naamwoorden tel je in de volgende zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quiz

Wij moeten om elke grap lachen.
Hoeveel voorzetsels tel je in de volgende zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quiz

Het lieve, schattige hondje speelt met het lievelingsspeeltje van de gestreepte kater.
Hoeveel voorzetsels tel je in de volgende zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quiz

In welke antwoord zie je alleen maar voorzetsels?
A
na, op, een, voor, tijdens, bij
B
gedurende, met, achter, in, tot, over
C
naast, gelijk, met , altijd, eerst, op
D
best, onder, blij, met, vanaf, door

Slide 30 - Quiz