Ontwikkeling van het menselijk lichaam

Ontwikkeling van het menselijk lichaam

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je uitleggen wat lichamelijke, geestelijke en motorische ontwikkeling is en begrijp je hoe het menselijk lichaam verandert gedurende verschillende levensfasen.

Wat weet je al over de ontwikkeling van het menselijk lichaam?

Lichamelijke ontwikkeling

Bij ontwikkeling verandert de bouw van een organisme. Dit noem je lichamelijke ontwikkeling. Het menselijk lichaam groeit en verandert gedurende het hele leven.

Geestelijke ontwikkeling

Bij geestelijke ontwikkeling veranderen je verstand, je gevoelsleven en je karakter. Tijdens deze ontwikkeling kun je andere interesses krijgen en verliefd worden.

Motorische ontwikkeling

Motorische ontwikkeling heeft te maken met het leren van bepaalde bewegingen. Bijvoorbeeld, een peuter leert lopen en een puber leert rijden op een scooter.

Groeispurten

In het eerste levensjaar groeit een mens erg hard. Dit wordt een groeispurt genoemd. Rond het 12e jaar begint bij veel kinderen nog een groeispurt, die ongeveer twee jaar duurt.

Puberteit

De puberteit is de periode van ongeveer 12 tot 16 jaar. Tijdens de puberteit groei je veel en vindt er veel lichamelijke ontwikkeling plaats. Je gevoelens kunnen ook sterk veranderen.

Levensfasen

Het leven van een mens kan worden ingedeeld in acht levensfasen. Elke levensfase heeft zijn eigen lichamelijke, geestelijke en motorische ontwikkeling.

Gemiddelde leeftijden

De leeftijden bij de levensfasen zijn gemiddelde leeftijden. Niet iedereen doorloopt de fasen in precies dezelfde tijd.

Afbeelding 1

Toon een afbeelding van de groei en verandering van het lichaam van een meisje.

Afbeelding 2

Toon een afbeelding van de verschillende levensfasen en de bijbehorende ontwikkelingen.

Samenvatting

Lichamelijke ontwikkeling, geestelijke ontwikkeling en motorische ontwikkeling zijn allemaal belangrijk in het leven van een mens. Het menselijk lichaam groeit en verandert gedurende verschillende levensfasen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.