Les 7
1 / 20
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Wat zegt een werkwoord?
Slide 6 - Question ouverte
Werkwoord
Geen werkwoord
zwemmen
schouders
struikelen
alpaca
koken
kerst
Slide 7 - Question de remorquage
Wie of wat hoort hier bij?
... danst
... danst
Slide 8 - Carte mentale
Wie of wat hoort hier bij?
... springen
... springen
Slide 9 - Carte mentale
Wie of wat hoort hier bij?
... staat
... staat
Slide 10 - Carte mentale
Hoeveel werkwoorden zijn er in de zin?
Jayden zit recht op zijn stoel.
Jayden zit recht op zijn stoel.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quiz
Hoeveel werkwoorden zijn er in de zin?
Suzan zou haar huiswerk moeten maken.
Suzan zou haar huiswerk moeten maken.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quiz
Hoeveel werkwoorden zijn er in de zin?
Mohamed heeft uren naar muziek geluisterd.
Mohamed heeft uren naar muziek geluisterd.
A
1
B
2
C
3
D
4
