werkwoordstijden klas 2 periode 4

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Werkwoorden Latijn

praesens

imperfectum

perfectum

plusquamperfectum

Amaveratis

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

Dixisti

1. praesens
2. imperfecum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

Audiebam

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

Miserant

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

Audiunt

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

Deponent: raar rijtje, normaal vertalen

deponent = stam eindigt op -or / (r)i

bijvoorbeeld:

 hortor, hortari

loquor, loqui 

Passief: normaal werkwoord met 'rare uitgangen' 

- vertaal met worden (praesens) / werden (imperfectum) 

Vertaal amabatur

Vertaal hortabar

Vertaal amatur

passief / deponent (plusquam)perfectum

voltooid deelwoord + ww 'zijn'

bijv. ik ben bemind / ik werd bemind

ik was bemind (geworden) 

voltooid deelwoord = PPP

participium perfectum passief

stam + tus, -a, -um

bijv. amatus sum, es, est

amati sumus, estis, sunt

perfectum deponent/passief

PPP + sum

es

est

sumus

estis

sunt

plusquamperfectum deponent / passief

PPP + eram

eras

erat

eramus

eratis

erant

Vertaal amatus eram

Vertaal auditus sum

Vertaal auditi eramus

Vertaal auditi sunt

Deponent = normaal vertalen

bijv. Hortor = ik spoor aan

hortabar = ik spoorde aan

hortatus sum = ik heb aangespoord/ ik spoorde aan

hortatus eram = ik had aangespoord

Conati sunt
(conor = proberen)

datum est
(do, dare = geven)

Salutatus est
(saluto, salutare = groeten)