1MH week 38 les één

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

What are we going to do today?

- Who is here?

- Studying/reading

- Grammar 

- Worksheet

- Exercises

- End of lesson

Write me words!

A E T R

K P L O

I M S N

H U D F

Study stone one on page seventy-five

Recap!

-> Grammar herhaling

-> Kijk- en luisteropdracht

Grammar recap!

Present simple

Beantwoord de volgende vragen:

1. Wat betekent 'present simple'? Noem eens een voorbeeld.

2. Wanneer gebruik ik de 'present simple'?

3. Hoe vorm ik de 'present simple'? 

4. Welke twee werkwoorden werken helemaal anders?

Please go to page sixty-nine

Object/subject pronouns 

Een object pronoun is een persoonlijk voornaamwoord.

Een subject pronoun is dat ook.

Maar wat is dan nu het verschil?

Subject pronoun

Een subject pronoun is het onderwerp van de zin.

Deze staat vaak nog voor het werkwoord, vooraan in de zin.

 

Ze zijn als volgt:

I, you, he/she/it, we, you, they

Object pronoun

Staat na het hoofdwerkwoord, meestal aan het einde van de zin.

Stel jezelf de vraag: wie doet wat? 

Makkelijk! Als er een voorzetsel in de zin staat (to of with) staat de object pronoun hierachter!

Ze zijn als volgt:

Me, you, him/her/it, us, you, them

Subject pronoun (onderwerp)	Object pronoun (wie doet wat?)
Aan het begin van een zin	Aan het einde van een zin
Voor het hoofdwerk- woord	Na het hoofdwerkwoord

I, you, he, she, it, we, you, they

me, you, him, her, it, we, you, them

Do assignments 56D and 57

Done? Study the stones

Homework

- Do assignments 56D and 57

- Study stone one and two