Media
1 / 28
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
1. Maak de zin af.
Communicatie:
Communicatie:
A
vindt alleen plaats als je met iemand praat.
B
B is altijd tweezijdig.
C
is het doorgeven en ontvangen van informatie.
D
is een ander woord voor massamedia.
Slide 5 - Quiz
2. Jacobien leest een mooi boek van Carrie Slee uit de bibliotheek. Wie of wat is de zender in deze situatie?
A
Jacobien.
B
Het boek.
C
Carrie Slee.
D
De bibliotheek.
Slide 6 - Quiz
3. Jacobien leest een mooi boek van Carrie Slee uit de bibliotheek. Wie of wat is het medium in deze situatie?
A
Jacobien.
B
Het boek.
C
Carrie Slee.
D
De bibliotheek.
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Vidéo
4. Welke twee voorbeelden horen bij het begrip non-verbale communicatie?
A
Gebarentaal en symbolen.
B
Twitteren en verkeersborden.
C
Foto’s en krantenadvertenties.
D
Vloeken en schilderijen.
Slide 9 - Quiz
5. Wat is een voorbeeld van tweezijdige communicatie?
A
Een e-mail.
B
Een telefoongesprek.
C
Een boek.
D
Een toespraak door de koning.
Slide 10 - Quiz
6. Wat is een belangrijk kenmerk van massacommunicatie?
A
Het gaat om meerzijdige communicatie.
B
De informatie is voor iedereen bedoeld.
C
Een (medium) middel is niet noodzakelijk.
D
Het gaat om verbale communicatie.
Slide 11 - Quiz
7. ………… en ………. zijn voorbeelden van massamedia.
Welke woorden zijn weggelaten?
Welke woorden zijn weggelaten?
A
Een appje; een verkeersbord.
B
Een dagboek; een tijdschrift.
C
Een krant; een verjaardagskaart.
D
Een flyer; een website.
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Slide 15 - Vidéo
Populaire kranten
Kwaliteitskranten
Kwaliteitskranten
Slide 16 - Carte mentale
1. Kwaliteitskranten en populaire kranten staan hieronder door elkaar. Wat zijn twee kwaliteitskranten?
A
De Telegraaf en Trouw.
B
NRC en de Volkskrant.
C
Metro en het AD.
D
Het AD en de Volkskrant.
Slide 17 - Quiz
2. Kwaliteitskranten en populaire kranten staan hieronder door elkaar. Wat zijn twee populaire kranten?
A
Trouw en de Volkskrant.
B
NRC en De Telegraaf.
C
NRC en het AD.
D
De Telegraaf en het AD.
Slide 18 - Quiz
3. Je vindt ……………. vaak in een kwaliteitskrant, maar minder vaak in een populaire krant.
Welk nieuws is hier weggelaten?
Welk nieuws is hier weggelaten?
A
sportnieuws.
B
nieuws over criminaliteit.
C
politiek nieuws.
D
amusementsnieuws.
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Vidéo
4. Publieke omroepen moeten volgens de Mediawet programma’s maken voor verschillende …………….
Welk woord is weggelaten?
Welk woord is weggelaten?
A
doelgroepen.
B
adverteerders.
C
provincies.
D
bronnen
Slide 21 - Quiz
5. Commerciële omroepen hebben als doel om geld te verdienen. Een voorbeeld van een commerciële omroep is:
A
de VARA.
B
de KRO.
C
RTL.
D
de TROS.
Slide 22 - Quiz
6. Wat is een voorbeeld van een publieke omroep?
A
Veronica.
B
De VARA.
C
RTL.
D
SBS 6.
Slide 23 - Quiz
7. Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is het belangrijkste verschil?
Publieke omroepen:
Publieke omroepen:
A
hebben als doel geld te verdienen.
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.
Slide 24 - Quiz
8. Bij de tv heb je commerciële en publieke omroepen. Bij de radio heb je:
A
alleen commerciële omroepen.
B
ook commerciële en publieke omroepen.
C
alleen publieke omroepen.
D
geen commerciële en publieke omroepen.
Slide 25 - Quiz
Doe nu de test in de VMBO-KGT app deel 1!
Hoeveel vragen heb je goed beantwoord? Vul dat hieronder in!
Hoeveel vragen heb je goed beantwoord? Vul dat hieronder in!
Slide 26 - Question ouverte
Doe nu de test in de VMBO-KGT app deel 2!
Hoeveel vragen heb je goed beantwoord? Vul dat hieronder in!
Hoeveel vragen heb je goed beantwoord? Vul dat hieronder in!
Slide 27 - Question ouverte
Wat vonden jullie van deze les?
A
Stom!
B
Wel oké...
C
Leuk.
D
Super leuk!
