Les 2

WATER
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

WATER

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Programma
Binnenkomst + absentie (5 min)
Check vorige les (8 min)
Leerdoelen (2 min)
Opdracht + uitleg 'functies van water' (15 min) 
Opdracht + uitleg 'koelwater en proceswater' (10 min)
Aan het werk in het werkboek (10 min)
Uitleg 'oppervlakte water en grondwater' (5 min)
Afsluiting (5 min)

Slide 4 - Diapositive

Check vorige les
Noteer op je wisbordje:
1. Het water dat mensen en planten nodig hebben is zoet / zout.
2. Hoeveel procent van al het water op aarde is zoet?
3. Hoeveel procent van al het zoete water op aarde is daadwerkelijk beschikbaar?

4. Water komt voor in drie vormen, namelijk a......., b...... en c......
5. Als water verandert van damp in water, dan noemen we dit ....
6. Als water verandert van water in damp, dan noemen we dit ...

7. De formule voor de eenvoudige waterbalans luidt ....

8. De waterkringloop wordt aangedreven door ....

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
1. tenminste vijf voorbeelden van watergebruik noemen en aangeven welke twee het meeste water verbruiken;
2. uitleggen wat het verschil is tussen proceswater en koelwater;
3. uitleggen wat het verschil is tussen oppervlakte water en grondwater;
4. Tenminste drie voorbeelden noemen van oppervlakte water.

Slide 6 - Diapositive

Aan het werk- groep 1

Wat: 
- Woordspin: waarvoor wordt water gebruikt?
- Zet de bedachte vormen van watergebruik in volgorde van minst naar meeste waterverbruik.

Hoe: in drietallen

Hulp: GEEN!

Tijd: 5 minuten

Klaar: Maken werkboek blz. 106 vraag 2 + 3a + 4abc

Aan het werk- groep 2

Wat: 
- Woordspin: waarvoor wordt water gebruikt
- Zet de bedachte vormen van watergebruik in volgorde van minst naar meeste waterverbruik.

Hoe: in viertallen

Hulp: boek (paragraaf 3.3: watergebruik) + docent

Tijd: 5 minuten

Klaar: Maken werkboek blz. 106 vraag 2 + 3a + 4abc

timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Waar wordt water allemaal voor gebruikt?
Noteer zo veel mogelijk dingen!

Slide 8 - Carte mentale

Functies van water voor de mens
Water heeft verschillende functies die voor de mens van levensbelang zijn -> 
1. Drinkwater
2. Huishouden en persoonlijke verzorging
3. Recreatie
4. Transport
5. Landbouw -> landbouwgewassen en vee kunnen niet zonder zoetwater
6. Industrie -> In de industrie wordt zoetwater gebruikt bij het maken van producten (=proceswater) en om machines te koelen (=koelwater)

De landbouw en industrie gebruiken het meeste water.

Slide 9 - Diapositive

Drinkwater
Huishouden
Persoonlijke verzorging
Recreatie
Transport
Landbouw

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
1. tenminste vijf voorbeelden van watergebruik noemen en aangeven welke twee het meeste water verbruiken;
2. uitleggen wat het verschil is tussen proceswater en koelwater;
3. uitleggen wat het verschil is tussen oppervlakte water en grondwater;
4. Tenminste drie voorbeelden noemen van oppervlakte water.

Slide 11 - Diapositive

Hoeveel water?

Scan de QR-code of ga naar de website: https://ap.lc/JzAVa

Zoek voor het product achter jouw naam op hoeveel water er nodig is om het product te maken.

Azaan = tomaat
Fatema = appel
Baneen = rundvlees
Ouiam = boter
Mariyama = kaas
Romaissa = chocola
Lara = banaan
Zümra = noten
Jayson = katoen
Gozde = koffie
Aaliyah = komkommer







Nihad = ei
Fatima = geitenvlees
Ilias = brood
Jomana = leer
Kelis = mais
Sila = kippenvlees
Nisa = melk
Darius = sinaassappel
Meyaro =bier
Azazit = pasta
Acelya = rijst

Bespreek het antwoord met je groepsgenoten. Had je dit verwacht?
timer
5:00

Slide 12 - Diapositive

Hoeveel water?

Scan de QR-code of ga naar de website: https://ap.lc/JzAVa

Zoek voor het product achter jouw naam op hoeveel water er nodig is om het product te maken.

Rania= tomaat
Mehdi= appel
Safouan= rundvlees
Imran= boter
Sagi= kaas
Jazz-Luca= chocola
Fares= banaan
Sami= kippenvlees
Roksana= katoen
Metehan= koffie
Athalia= komkommer







Josiah= ei
Matwey= geitenvlees
Radi= brood
Soulaiman= leer
Layla= melk
Zakaria= pasta


Bespreek het antwoord met je groepsgenoten. Had je dit verwacht?
timer
5:00

Slide 13 - Diapositive



Water als grondstof van allerlei producten

De industrie gebruik heel veel water...

Voor de productie van vrijwel alles is water nodig ->
Als proceswater - het water is echt nodig om een product te maken (bv het verven van een spijkerbroek).
Als koelwater - water wordt gebruikt om machines te koelen (daarom staan fabrieken vaak aan het water!)

Slide 14 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
1. tenminste vijf voorbeelden van watergebruik noemen en aangeven welke twee het meeste water verbruiken;
2. uitleggen wat het verschil is tussen proceswater en koelwater;
3. uitleggen wat het verschil is tussen oppervlakte water en grondwater;
4. Tenminste drie voorbeelden noemen van oppervlakte water.

Slide 15 - Diapositive

Aan het werk- groep 1


Wat: 
- Werkboek blz. 106 vraag 2 + 3 + 4abc

Hoe: duo's die zachtjes met elkaar overleggen

Hulp: duo

Tijd: 10 minuten

Klaar: Noteer in je schrift 5 dingen uit paragraaf 3.5 die jij zou leren voor een toets.

Let op: vraag 1 en 5 waren huiswerk en zijn dus
ook af!
Aan het werk- groep 2


Wat: 
- Werkboek blz. 106 vraag 2a + 3a + 4abc

Hoe: met je groepje 

Hulp: groepsgenoten + docent

Tijd: 10 minuten

Klaar: Noteer in je schrift 3 dingen uit paragraaf 3.5 die jij zou leren voor een toets. 

Let op: vraag 1 en 5 waren huiswerk en zijn dus
ook af!
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Oppervlakte water en grondwater

Al het zoete water op het land (=het water dat je met het blote oog kunt zien) noemen we oppervlakte water.

Voorbeelden van oppervlakte water =
1. Water in kanalen
2. Water in sloten
3. Water in meren
4. Water in rivieren
5. Water in grachten

Maar er zit ook water in de grond. Dit kun je met het blote oog niet zien. Dit water heet grondwater.

(Weet je nog de waterkringloop?: neerslag stroomt af via rivieren (=oppervlakte water) of infiltreert in de grond (=grondwater)) 

Slide 17 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
1. tenminste vijf voorbeelden van watergebruik noemen en aangeven welke twee het meeste water verbruiken;
2. uitleggen wat het verschil is tussen proceswater en koelwater;
3. uitleggen wat het verschil is tussen oppervlakte water en grondwater;
4. Tenminste drie voorbeelden noemen van oppervlakte water.

Slide 18 - Diapositive

Afronding
Wat heb je geleerd?
Hoe heb je meegedaan?
Huiswerk

Slide 19 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
1. tenminste vijf voorbeelden van watergebruik noemen en aangeven welke twee het meeste water verbruiken;
2. uitleggen wat het verschil is tussen proceswater en koelwater;
3. uitleggen wat het verschil is tussen oppervlakte water en grondwater;
4. Tenminste drie voorbeelden noemen van oppervlakte water.

Slide 20 - Diapositive

Introductie
Examenvraag 

Noteer het juiste antwoord op je wisbordje.

  • Praat niet
  • Zorg dat niemand je antwoord ziet.
  • Draai je bordje pas om als de docent het vraagt.

Slide 21 - Diapositive

Introductie
Examenvraag 

Noteer het juiste antwoord op je wisbordje.

  • Praat niet
  • Zorg dat niemand je antwoord ziet.
  • Draai je bordje pas om als de docent het vraagt.

Slide 22 - Diapositive

Hoe heb ik deze les meegedaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Huiswerk
Werkboek paragraaf 3.3 maken vraag 1 + 2 + 3 + 4 + 5
Werkboek paragraaf 3.5 maken vraag 1 + 2 + 3


Slide 24 - Diapositive