Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
§4.4 Vermogen en energie
Nask 4.4 Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat het
vermogen
van een apparaat is.
Je kent het
symbool
en de
eenheid
van vermogen.
Je kunt het vermogen van een apparaat
berekenen
. (je kent de
formule
)
Je kunt toepassen dat een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
1 / 34
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nask / Techniek
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
34 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Nask 4.4 Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat het
vermogen
van een apparaat is.
Je kent het
symbool
en de
eenheid
van vermogen.
Je kunt het vermogen van een apparaat
berekenen
. (je kent de
formule
)
Je kunt toepassen dat een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
Slide 1 - Diapositive
Tot nu toe:
stroomkring
schakelingen
spanning
stroom
Slide 2 - Diapositive
grootheid
symbool
eenheid
symbool
tijd
t
seconde
s
snelheid
v
meter per seconde
m/s
stroomsterke
I
Ampère
A
spanning
U
Volt
V
I A
I A
"U lijkt op V"
Slide 3 - Diapositive
Het
vermogen
van een apparaat zegt iets over hoeveel elektrische energie het gebruikt.
Groot vermogen = veel energie gebruik
Groot vermogen = sterker, feller, sneller, harder
= Meer
POWER
!!!!!
P = 150 Watt
P = 2 Watt
hard zacht
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
grootheid
symbool
eenheid
symbool
tijd
t
seconde
s
vermogen
P
watt
W
stroomsterkte
I
Ampère
A
spanning
U
volt
V
Vermogen: P van powerrrrr
Slide 6 - Diapositive
Gloeilamp
40 Watt
Spaarlamp
9 Watt
Deze
gebruikt per seconde minder elektrische energie.
Ze geven evenveel licht.
Slide 7 - Diapositive
Wat is het symbool van (de grootheid) spanning?
A
U
B
V
C
I
D
P
Slide 8 - Quiz
Wat is het symbool van (de grootheid) vermogen?
A
V
B
I
C
W
D
P
Slide 9 - Quiz
Wat is de eenheid van de stroomsterkte?
A
Watt
B
Ampère
C
Volt
D
Vermogen
Slide 10 - Quiz
Wat is de eenheid van vermogen?
A
Watt
B
Volt
C
Ampère
D
Spanning
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
We kunnen het vermogen ook uitrekenen als we de spanning en de stroomsterkte weten.
Vermogen = spanning x stroom
Voorbeeld:
De lampje krijgt een spanning van 6 V.
De stroomsterkte is 0,5 A.
Bereken het vermogen van het lampje.
Slide 13 - Diapositive
Voorbeeld:
De lampje krijgt een spanning van 6 V. De stroomsterkte is 0,5 A.
Bereken het vermogen van het lampje.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
vermogen P =?
U = 6 V, I = 0,5 A
P = U x I
P = 6 x 0,5
P = 3
P = 3 Watt
Slide 14 - Diapositive
1
2
3
4
5
gevraagd gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
Slide 15 - Question de remorquage
Deze krultang heeft een vermogen van 100 Watt.
De spanning is de netspanning van 230 V.
Bereken de stroomsterkte.
Slide 16 - Diapositive
De krultang heeft een vermogen van 100 Watt. De spanning is de netspanning van 230 V.
Bereken de stroomsterkte.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
Slide 17 - Diapositive
De krultang heeft een vermogen van 100 Watt. De spanning is de netspanning van 230 V.
Bereken de stroomsterkte.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
stroomsterkte I
P = 100 W, U = 230 V
P = U x I
100 = 230 x I
I = 100 : 230 = 0,43
I = 0,43 Ampère
Slide 18 - Diapositive
Vermogen P (in Watt)
Spanning V (in volt)
Stroom I (in Ampere)
P = U . I
Let op!
kW, mA , kV enzovoort altijd eerst omrekenen naar W, A of V voor je ze in de formule gebruikt.
Slide 19 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat het
vermogen
van een apparaat is.
Je kent het
symbool
en de
eenheid
van vermogen.
Je kunt het vermogen van een apparaat
berekenen
. (je kent de
formule
)
Je kunt toepassen dat een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
P = U x I
Slide 20 - Diapositive
Vragen?
Dan zelf aan het werk met
Goformative
§4.3 invullen
klas: 5NQMLW
methode §4.4 doorlezen en opgaven maken (plus niet, wel)
Slide 21 - Diapositive
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
vermogen = spanning x stroom P = U x I
Bereken het vermogen van 1 lampje
.
Slide 22 - Diapositive
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
P = ?
U = 6 V I = 0,3 A
P = U x I
P = 6 x 0,3
P = 1,8
P = 1,8 W
Bereken het vermogen van 1 lampje
Slide 23 - Diapositive
Deze spaarlamp heeft een vermogen van 9 Watt. De spanning is de netspanning van 230 V.
Bereken de stroomsterkte.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
P = U x I
Slide 24 - Diapositive
Deze spaarlamp heeft een vermogen van 9 Watt. De spanning is de netspanning van 230 V.
Bereken de stroomsterkte.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
I = ?
P = 9 W U = 230 V
P = U x I
9 = 230 x I
I = 9 /230 = 0,04
I = 0,04 A
Slide 25 - Diapositive
De batterij levert een spanning van 9 V. Bereken het vermogen van het lampje.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
Slide 26 - Diapositive
De batterij levert een spanning van 9 V. Bereken het vermogen van het lampje.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
P =?
U = 9 V I = 0,90 A
P = U x I
P = 9 x 0,90
P = 8,1
P = 8,1 W
Slide 27 - Diapositive
De stroomsterkte door het lampje is 50 mA.
1 batterij levert 3,0 V.
Bereken het vermogen van het lampje.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
Slide 28 - Diapositive
De stroomsterkte door het lampje is 400 mA.
1 batterij levert 3,0 V.
Bereken het vermogen van het lampje.
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
P = ?
I = 50 mA
= 0,05 A
U = 3,0 V
P = U x I
P = 6,0 x 0,05 = 0,3 W
6,0 x 0,05 = 0,3
dus 0,3 W
Slide 29 - Diapositive
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
Lampje 1 en 2 zijn niet hetzelfde.
Lampje 1 heeft een vermogen van 8 Watt
Lampje 2 heeft een vermogen van 4 Watt
De stroomsterkte is 2 A
Hoeveel spanning geeft de batterij?
Slide 30 - Diapositive
gevraagd
gegeven
formule
invullen
berekenen
eenheid
Lampje 1 en 2 zijn niet hetzelfde.
Lampje 1 heeft een vermogen van 8 Watt
Lampje 2 heeft een vermogen van 4 Watt
De stroomsterkte is 2 A
Hoeveel spanning geeft de batterij?
U = ?
I = 2 A, P1 = 8W, P2 = 4W
P = U x I
lamp 1
8 = U x 2
lamp 2
4 = U x 2
lamp 1
U = 8: 2 = 4 V
lamp 2
U = 4: 2 = 2 V
totaal = 4 + 2 = 6V
Slide 31 - Diapositive
Puzzel
Lampje 1 en lampje 2 zijn niet hetzelfde.
Bereken de ontbrekende P/I/U.
Slide 32 - Diapositive
Puzzel
Lampje 1, 2 en lampje 3 zijn niet hetzelfde.
De stroomsterkte bij de batterij is 1,5 A
Bereken de ontbrekende P/I/U.
.
Slide 33 - Diapositive
Uitdaging
De lampjes 1 tm 5 kunnen verschillend zijn.
Bereken P,U,V
Slide 34 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
§4.4 Vermogen en energie
Novembre 2023
- Leçon avec
33 diapositives
Nask / Techniek
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3,4
§4.4 Vermogen en energie
Janvier 2021
- Leçon avec
39 diapositives
Nask / Techniek
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
§4.4 Vermogen en energie
Mai 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Nask / Techniek
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
5.3 Energiebronnen en capaciteit - deel 2
Avril 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
4.4 Vermogen en Energie
Décembre 2023
- Leçon avec
31 diapositives
Natuurkunde
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
4.4 Vermogen en Energie
Novembre 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Natuurkunde
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
§3.4 energie en vermogen - les 1
Avril 2021
- Leçon avec
35 diapositives
Natuurkunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
4.4 Vermogen en Energie
Octobre 2024
- Leçon avec
31 diapositives
Natuurkunde
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2