Verplaatsen les 2 kennis vragen

les 2
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

les 2

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Wat weten jullie nog?
Oefenen maar

Slide 2 - Diapositive

Wat wordt in de zorg bedoeld met een transfer?
A
het dragen van een zorgvrager
B
het neerzetten van een zorgvrager
C
het optillen van een zorgvrager
D
het verplaatsen van een zorgvrager

Slide 3 - Quiz

Op welke afbeelding zie je een actieve tillift
A
B

Slide 4 - Quiz

Het gebruik van een tillift moet altijd in het zorgdossier staan
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Met een tillift mag je iemand over lange afstanden verplaatsen
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

De passieve tillift wordt ook wel stalift genoemd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Mevrouw Linda heeft overgewicht en kan zelf niet staan.
Welke tillift gebruik je ?
A
Actieve tillift
B
Passieve tillift

Slide 8 - Quiz


Voor welke tillift hoeft een zorgvrager geen steunfunctie meer te hebben?
A
Actieve tillift
B
Passieve tillift

Slide 9 - Quiz

Als je de zorgvrager uit de rolstoel haalt met de actieve tillift moet je de tillift op de rem zetten
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Als je de zorgvrager in bed zet met de actieve tillift zet je de tillift op de rem
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Wat is het doel van een glijzeil?
A
Iemand opzij draaien in bed
B
Iemand hogerop helpen in bed
C
Iemand uit bed begeleiden
D
voorkomen van onderuit zakken

Slide 12 - Quiz

Een glijzeil ligt onder de heupen en schouders van de zorgvrager
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Waarom heb je goede kennis nodig van tiltechnieken?
A
je bezorgt de zorgvrager veel ongemak
B
je bezorgt jezelf klachten aan je rug
C
Het maakt zorg verlenen beter voor de zorgvrager en voorkomt klachten bij de zorgverlener
D
Het ziekteverzuim wordt hoger

Slide 14 - Quiz

De juiste werkhoogte van het bed is afhankelijk van de mogelijkheden van de zorgvrager
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Een dekenboog kun je gebruiken bij een open wond of spitsvoeten
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Een zorgvrager die snel valt kan een rollator gebruiken
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Als je de stoep op gaat met een rolstoel, ga je
A
vooruit
B
achteruit
C
schuin
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 18 - Quiz

Wat is belangrijk bij het vervoer van een cliënt in een rolstoel?
A
Zorg dat de cliënt warm of koel genoeg is gekleed.
B
Zorg dat de banden hard zijn.
C
Alle antwoorden zijn juist
D
Laat hem of haar zoveel mogelijk zelf het woord voeren, bijvoorbeeld in winkels.

Slide 19 - Quiz

Welke stap gebruik je eerst als je iemand in een rolstoel zet.
A
Rem op de rolstoel zetten
B
Client in de stoel zetten
C
Voetsteunen inklappen(omhoog)
D
Voeten op de voetsteun zetten

Slide 20 - Quiz

Met welke rolstoel kan een cliënt zich niet zelfstandig voortbewegen?
A
Zelfbeweger
B
Elektrische rolstoel
C
Duwwagen
D
Trippelstoel

Slide 21 - Quiz

Als je een cliënt moet helpen met het duwen van de rolstoel, kan je het beste vooruit een hellingbaan aflopen met een rolstoel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Waar let je op bij gebruik van een rolstoel?
A
Banden zijn goed opgepompt
B
Rem gebruiken als cliënt uit de rolstoel stapt
C
Beensteunen opzij doen bij transfer
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 23 - Quiz


Wat is goed als je met een rolstoel rijdt?
De Zorgverlener gaat met een rolstoel de stoep af:

A
Met de rolstoel vooruit
B
Met de rolstoel achterstevoren

Slide 24 - Quiz

Is deze ingang geschikt
voor mensen in een
rolstoel ?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz