Taalverzorging P1-4 les02

Taalverzorging
Herhalingsoefeningen 02
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Taalverzorging
Herhalingsoefeningen 02

Slide 1 - Diapositive

Zet het volgende woord in lettergrepen:

fietstas

Slide 2 - Question ouverte

Zet het volgende woord in lettergrepen:

pannenkoeken

Slide 3 - Question ouverte

Zet het volgende woord in lettergrepen:

appelbomen

Slide 4 - Question ouverte

Zeg van de roodgedrukte lettergreep of deze open of gesloten is.


skipas
A
open
B
gesloten

Slide 5 - Quiz

Zeg van de roodgedrukte lettergreep of deze open of gesloten is.


taartschep
A
open
B
gesloten

Slide 6 - Quiz

Zeg van de roodgedrukte lettergreep of deze open of gesloten is.


bloesem
A
open
B
gesloten

Slide 7 - Quiz

Welke van de volgende woorden bestaan uit alleen korte klanken?
alleen korte klanken
tafeltennis
balpen
wensput
kattenbak
paraplu
nederzetting

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is de persoonsvorm van de zin:

In de bus naar Maastricht zit een oude vrouw te slapen.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm van de zin:

Miranda gaat elke ochtend baantjes zwemmen.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm van de zin:

Waarom speel jij zo vaak vals?

Slide 11 - Question ouverte

Maak goede zinnen. Begin met het woord dat de hoofdletter heeft. 
spelbord
de
liggen
Op
het
pionnen

Slide 12 - Question de remorquage

Maak goede zinnen. Begin met het woord dat de hoofdletter heeft. 
Mijn
opa
probeert
bij
spel
te
winnen
elk

Slide 13 - Question de remorquage

Maak goede zinnen. Begin met het woord dat de hoofdletter heeft. 
dure
breekt
Door
de
jonge
vaas
het
hondje

Slide 14 - Question de remorquage

Verdeel / de zin / in zinsdelen:

De kinderen uit groep 3 spelen op het schoolplein met een springtouw.

Slide 15 - Question ouverte

Verdeel / de zin / in zinsdelen:

De jongen zoekt in de kast naar het sprookjeskwartet.

Slide 16 - Question ouverte

Verdeel / de zin / in zinsdelen:

Mijn zusje speelt de hele dag candy crush op haar iPad.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het onderwerp van deze zin:

De jongen zet de pionnen op het tweede vlak.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het onderwerp van deze zin:

Mijn zusjes spelen graag ganzenbord.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het onderwerp van deze zin:

Wie heeft die verslavende spelletjes uitgevonden?

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het onderwerp van deze zin:

Dat vinden mijn broer en ik wel knap!

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het gezegde van deze zin:

Mevrouw Koers noteert de scores meteen op een groot bord.

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het gezegde van deze zin:

Meneer De Groot kijkt die uitslagen elke keer goed na!

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het gezegde van deze zin:

Welke leerling gaat de meeste potjes winnen?

Slide 24 - Question ouverte

Zeg in welke tijd de zin staat. Kies uit tegenwoordige of verleden tijd.

Ik ga vanmiddag met de trein naar Maastricht.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 25 - Quiz

Zeg in welke tijd de zin staat. Kies uit tegenwoordige of verleden tijd.

Wij hebben daar een ijsje gegeten.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 26 - Quiz

Zeg in welke tijd de zin staat. Kies uit tegenwoordige of verleden tijd.

Wist jij dat?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 27 - Quiz

Zeg in welke tijd de zin staat. Kies uit tegenwoordige of verleden tijd.

Vorige maand is mijn oom met mijn tante naar Canada gegaan.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 28 - Quiz

Zeg in welke tijd de zin staat. Kies uit tegenwoordige of verleden tijd.

Zij hadden dat niet willen missen.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 29 - Quiz

bijvoeglijk
naamwoord
lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
De
jongen
zoekt
in
de
kast

Slide 30 - Question de remorquage

bijvoeglijk
naamwoord
lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
Op
het
schoolplein
spelen
veel
kleuters
met
een
springtouw

Slide 31 - Question de remorquage

bijvoeglijk
naamwoord
lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
Bij
een
oude
bunker
in
de
duinen
spelen
de
stoere
jongens
vaak

Slide 32 - Question de remorquage