MAVO/HAVO Adjectives and adverbs DEF

 Adjectives and adverbs
The ANGRY teacher shouted ANGRILY.
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

 Adjectives and adverbs
The ANGRY teacher shouted ANGRILY.

Slide 1 - Diapositive

Program
Today: adverbs and adjectives
wednesday: if sentences

15 april: Test unit 5

Slide 2 - Diapositive

Lesson goals
  1. I can form and use adverbs correctly
  2. I can form and use adjectives correctly

Pak pen en papier of laptop  & maak aantekeningen! 


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een
zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen
en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Slide 5 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Het mooie meisje
Een makkelijk vak
De fantastische show
De groene auto
-> The beautiful girl
-> An easy subject
-> The fantastic show
-> The green car

Slide 6 - Diapositive

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (de manier waarop iets gebeurt, actie in de zin).

Een werkwoord is iets wat je kunt doen: doewoord.
fietsen - schrijven
praten - kijken
koken - slapen

Slide 7 - Diapositive

Bijwoord (adverb)
Madonna sings beautifully.
("beautifully" zegt iets over de manier van zingen.)

The dog ate slowly.
("slowly" zegt iets over de manier van eten)

We walk quickly.
("quickly" zegt iets over de manier van lopen)



Slide 8 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
beautiful
careful
nice
slow
quick

-> beautifully
-> carefully
-> nicely
-> slowly
-> quickly

Slide 9 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op -le:
-le wordt -ly



terrible
horrible
incredible
-> terribly
-> horribly
-> incredibly

Slide 10 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
medeklinker + -y wordt  -ily


easy
happy
angry
-> easily
-> happily
-> angrily

Slide 11 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op -ic:
-ic wordt -ally

fantastic
classic
ironic
frantic
-> fantastically
-> classically
-> ironically
-> frantically

Slide 12 - Diapositive

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Er zijn ook onregelmatige bijwoorden.  Een aantal bijwoorden heeft dezelfde vorm als het bijvoeglijk naamwoord. 

Fast (snel)
fair (sportief/eerlijk)
low (laag)
high (hoog) 
hard (hard) 
long (lang)
early (vroeg)
late (laat)
straight (onmiddelijk) 

Slide 13 - Diapositive

Let op! uitzondering
A good dog => good is bijv.nmw./adjective
The dog behaves ..... => ..... = bijwoord/adverb van good

Slide 14 - Diapositive

Werkwoorden over zintuigen
- na de volgende ww. geen adverb/bijwoord:
taste-feel-sound-look-smell
heeft te maken met zintuigen.
The rose smells nice. (the rose smells nicely)

Slide 15 - Diapositive

Kortom
Adjectives (bv. nmw.): zegt iets over een mens, dier of ding

Adverb (bijw.): zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een  bijwoord 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

That planet Earth turns ...
A
slow
B
slowly
C
surely
D
aroun

Slide 18 - Quiz

Killing me ... with his song,
killing me ... with his song
A
quick
B
quickly
C
soft
D
softly

Slide 19 - Quiz

We found love in a .... way .
A
hopeless
B
hopelessly
C
wonderful
D
wonderfully

Slide 20 - Quiz

Her hair falls .... without her trying.
A
perfect
B
perfectly
C
off
D
down

Slide 21 - Quiz

Maybe we're ... strangers maybe it's not forever.
A
perfectly
B
perfect
C
dangerous
D
dangerously

Slide 22 - Quiz

I let you go, let you back I ... learned my lesson

Slide 23 - Question ouverte

It's the ... countdown.

Slide 24 - Question ouverte


He drives the car ...
A
Carefully
B
Careful

Slide 25 - Quiz

I try to ... down but my heart won’t listen
A
get
B
lie
C
slow
D
slowly

Slide 26 - Quiz


This hamburger tastes ...
A
Awful
B
Awfully

Slide 27 - Quiz


You can ... open the box.
A
Easy
B
Easily
C
Easyly

Slide 28 - Quiz


Madonna is a ... singer.
A
Terribly
B
Terrible

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?
'The haunting of Hill House' is a ..... series.
A
scary
B
scarily

Slide 30 - Quiz

Kevin is _____ clever.
A
extreme
B
extremely

Slide 31 - Quiz

Don't speak so ____. I don't understand.
A
fast
B
fastly

Slide 32 - Quiz

Our basketball team played _____ last Friday.
A
bad
B
badly

Slide 33 - Quiz

15. Be ... with this glass of milk. It's really hot.
A
careful
B
carefully

Slide 34 - Quiz

17. She worked really ... to pass the test.
A
hard
B
hardly

Slide 35 - Quiz

She's so .... and I tell her every day.
A
perfect
B
perfectly
C
beautiful
D
beautifully

Slide 36 - Quiz

Adverbs
Adjectives
Adverb or Adjective?
      (20 points)
Magnificent
Never
Heroic
Always
Sadly
Bad
Amazingly
Horrible
Terribly

Slide 37 - Question de remorquage

A word that tells you something about an object or a person. For example what it looks like. 
A word that usually describes an action, it is something you can do.
A word that identifies people, objects, ideas, places etc.
A word that is used to change the meaning of a verb, an adjective or another adverb
ADJECTIVE
VERB
ADVERB
NOUN

Slide 38 - Question de remorquage

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive