Quiz Giraal/Chartaal - Reken, Ruil, Oppot

Tobias wil over een jaar een scooter kopen. Hij zet wat geld apart op zijn rekening. Welke geldfunctie hoort hierbij?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
D
Rente middel
1 / 22
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Tobias wil over een jaar een scooter kopen. Hij zet wat geld apart op zijn rekening. Welke geldfunctie hoort hierbij?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
D
Rente middel

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Creditcard.
1. wat is een voordeel?
2. wat is een nadeel?
A
1. later betalen (lenen) 2. meer geld uitgeven dan je hebt (schuld)
B
1. veel geld hebben 2. er is geen nadeel
C
1. later betalen (lenen) 2. er is geen nadeel
D
1. veel geld hebben 2. meer geld uitgeven dan je hebt (schuld)

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gebruikt geld op drie manieren. ​
Dat noem je geldfuncties. Je gebruikt geld:​
als.....................wanneer je iets koopt
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is pinnen Giraal of Chartaal
A
Chartaal
B
Giraal
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jason is op zoek naar een nieuwe jas en vergelijkt prijzen op internet. Welke geldfunctie hoort hierbij?
A
Ruilmiddel
B
spaarmiddel
C
rekenmiddel
D
oppotmiddel

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb op mijn bankrekening €50. Ik ga naar de bank en pin €25. Wat gebeurt er met mijn geldhoeveelheid?
A
Giraal stijgt, chartaal stijgt
B
Giraal stijgt, chartaal daalt
C
Giraal daalt, chartaal stijgt
D
Giraal daalt, chartaal daalt

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je een positief saldo hebt, dan heb je een ___ saldo op je rekening.
A
Tekort
B
Tegoed

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hiermee kun je online je bankrekening bekijken en rekeningen betalen
A
creditcard
B
pinpas
C
contactdoos betalen
D
internetbankieren

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1.Vroeger deden de mensen vooral aan directe ruil.
2. Directe ruil is goederen en diensten ruilen voor geld.
Welk antwoord(en) is / zijn juist?
A
1 is goed en 2 is fout.
B
1 is fout en 2 is goed.
C
Beide zijn goed.
D
Beide zijn fout.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voordeel van elektronisch betalen?
A
je maakt snel fouten
B
je kan daarmee sparen
C
het is veilig
D
het kan snel gestolen worden

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor soort geld staat er op een betaalrekening?
A
Chartaal
B
Giraal

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de drie geldfuncties?
A
Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit
B
Chartaal geld, giraal geld, directe ruil
C
Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel

Slide 14 - Quiz

Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit = het soorten inkomens

Chartaal geld = munten, bankbiljetten
Giraal geld = betaalrekening of bankrekening
Directe ruil = product tegen ander product ruilen
Indirecte ruil = goederen of diensten ruilen met een ruilmiddel (geld)

Elektronisch betalen is ..?
A
Betalen met een pinpas
B
Betalen met een pinpas of online
C
Online betalen
D
Contant geld pinnen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

een negatief saldo op een rekening noemen we ook wel....
A
geel staan.....
B
blauw staan......
C
rood staan.....
D
groen staan ...........

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het kopen van een spijkerbroek bij de H&M is ...
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een saldo
A
een sprong op de trampoline
B
Het tekort op jouw bankrekening
C
Het bedrag op jouw bankrekening
D
De rente die je krijgt van jouw bank

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ruilen met geld is directe ruil
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb het tot nu toe begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik vind dit een leuke manier van les krijgen
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik vind dit een leuke manier van de leerdoelen checken
A
Eens
B
Oneens

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions