H1 en H3 voorbereiding toets

H1 en H3 voorbereiding toets
Pak je device en rekenmachine 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H1 en H3 voorbereiding toets
Pak je device en rekenmachine 

Slide 1 - Diapositive

Planning
- Herhaling h1 en h3
- Theorie en vragen 
- Zelf leren, oefenen, samenvatting maken etc
- Veel rekenen in de toets, oefen en kijk na


Slide 2 - Diapositive

Pim moet €6000 reserveren in twee jaar. Hoeveel moet hij per maand reserveren?

Slide 3 - Question ouverte

Reserveren

Slide 4 - Diapositive

Per maand verdient een werknemer van 18 jaar €505,45. Wat verdient deze werknemer per week?
A
126,36
B
116,64
C
3,15
D
112,32

Slide 5 - Quiz

Per maand verdient een werknemer van 18 jaar €505,45. Wat verdient deze werknemer per week?
A
126,36
B
116,64
C
3,15
D
112,32

Slide 6 - Quiz

Omrekenen: week/ maand/ jaar/ kwartaal 

Slide 7 - Diapositive

Een HP laptop kost bij Coolblue € 529. Bij Bol.com kost dezelfde laptop € 499.
Bereken hoeveel procent de laptop bij Coolblue [duurder] is dan bij Bol.com.
Een prijsverschil in procenten berekenen
(nieuw - oud) : oud x 100

Let op! Als je prijzen moet vergelijken tussen winkels, kijk dan naar de vraagstelling. Moet je uitrekenen hoeveel iets duurder is? Dan moet de uitkomst van nieuw - oud een positief getal zijn. Moet je uitrekenen hoeveel iets goedkoper is? Dan moet de uitkomst van nieuw - oud een negatief getal zijn.

Slide 8 - Question ouverte

Verandering in %
Of
Of verhoudingstabel

Slide 9 - Diapositive


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 10 - Quiz

Patatprijs
2020 €3,10 indexcijfer 100
2021 €3,60 indexcijfer ?
Bereken het indexcijfer van 2021

Slide 11 - Question ouverte

Formule indexcijfer
Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.

Formule indexcijfer: 
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.

Slide 12 - Diapositive

Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door inflatie kan je...
A
meer besteden, daardoor wordt koopkracht meer
B
minder besteden, daardoor wordt koopkracht minder
C
Meer besteden, daardoor wordt koopkracht minder
D
Minder besteden, daardoor wordt koopkracht meer

Slide 13 - Quiz

Marktingmix

Slide 14 - Diapositive

Hoofdstuk 3

Slide 15 - Diapositive

Chartaal geld
Giraal geld

Slide 16 - Question de remorquage

Je koopt een brood bij de supermarkt. Welke geldfunctie hoort hierbij?

Slide 17 - Question ouverte


Hoe gebruik je geld?
De manier waarop je geld kunt gebruiken noem je geldfuncties.
Er zijn 3 geldfuncties;
1. Ruilmidden
2. Rekenmiddel en
3. Spaarmiddel.


Slide 18 - Diapositive

Huishoudelijke uitgaven 
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Uitgaven die je met regelmaat moet betalen
Uitgaven die je niet vaak en niet met regelmaat doet
Dagelijkse uitgaven

Slide 19 - Question de remorquage

Oud saldo: € 15,82
Ontvangen: € 6,18
Betaald: € 25,00
Wat is je nieuwe saldo?

Slide 20 - Question ouverte

negatief/positief, dus een debet/credit saldo

Slide 21 - Diapositive


Vergelijk de gewone spaarrekening van LeasePlan Bank met het spaardeposito met een looptijd van 5 jaar van diezelfde bank. Je spaart € 7.500.
Bereken hoeveel euro rente je per jaar méér ontvangt op het spaardeposito dan op de gewone spaarrekening.

Slide 22 - Question ouverte

Samengestelde rente na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€1040,10
B
€1040,20
C
€1040,30
D
€1040,40

Slide 23 - Quiz

Samengestelde rente
Samengestelde rente
Samengestelde rente

Slide 24 - Diapositive

Berekenen de kredietkosten voor de SNS
Kredietkosten =
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Kredietkosten =
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

Slide 25 - Question ouverte

Kredietkosen
kredietkosten- zijn de kosten die je maakt over een lening.




Slide 26 - Diapositive


Laura wil met een stel vriendinnen een week op vakantie in Turkije. 
Ze gaat daarom euro’s omwisselen in lira’s. Ze krijgt 1974 lira (TIP: bereken hoeveel euro ze hiervoor heeft betaald).  Bij terugkomst heeft ze nog 125 Turkse lira’s over. Ze wisselt die bij de bank weer in voor euro's.
Bereken hoeveel euro de vakantie voor Laura in totaal heeft gekost. Schrijf je berekening ook op! Reken met de volgende koersen:          €1.                       U koopt     U verkoopt
                                                   Turkse Lira          3,29                3,49

Slide 27 - Question ouverte

Stappenplan wisselkoers
  1. Stel vast welke valuta we nodig hebben.
  2. Bepaal of je geld koopt of verkoopt. 
  3. Zet gegevens in een kruistabel en los op
  4. Controleer je antwoord.

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag
- Nakijken via teams
- Rekenen oefenen achter elk hoofdstuk
- Samenvatting maken 

Slide 29 - Diapositive