Feiten, meningen en argumenten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is

- je weet wat een mening is

- je weet wat een argument is

Feit/mening/argument

1. Noem een feit 
2. Noem een mening
3. Noem een argument

schrijf een feit
over Kerstmis

Feit/mening/argument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
   
3. Noem een argument

schrijf je mening over Kerstmis

Feit/mening/argument

1. Noem een feit
2. Noem een mening
3. Noem een argument 
   

Geef een argument bij:
"arme gezinnen moeten met Kerst van de overheid geld krijgen omdat ze anders geen cadeautjes en lekker eten kunnen kopen"

Heb je het begrepen?

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Op Kerstavond moet iedereen naar de kerk.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind de minions een leuke film.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

staat hier een feit, mening of argument

omdat je eerst het Sinterklaasfeest moet vieren en dan pas Kerst.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.

1. Feit
2. Mening
3. Argument