Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 11 Erfelijkheid
Paragraaf 4 Uiterlijk voorspellen
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen 11.4
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Slide 2 - Diapositive
Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Reccessief
Intermediair
2 gelijke genen voor één eigenschap
2 ongelijke genen voor 1 eigenschap
overheersend gen van een paar
onderdrukt gen van een genenpaar
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype
Slide 3 - Question de remorquage
Leerdoel 1
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
Slide 4 - Diapositive
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
De moeder (XX) geeft via haar eicellen altijd een X door
(dus 2x een X)
De vader (XY) geeft via zijn zaadcellen een X of een Y door. Dus 50% kans op een X of 50% kans op een Y.
In het kruisingsschema zie je dat je (2 x 25%) = 50% hebt op een jongen. En (2 x 25%) = 50% kans op een meisje.
25%
25%
25%
25%
Slide 5 - Diapositive
Een vrouw heeft 3 kinderen ze zijn allemaal jongens. Ze is zwanger van nummer 4. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 6 - Quiz
Leerdoel 2
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Slide 7 - Diapositive
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
P-generatie = ouders
fenotype = donker haar
genotype = heterozygoot Aa
Vader zaadcel = A of a
Moeder eicel = A of a
Slide 8 - Diapositive
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten.
opties man = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
In het schema worden de opties samengevoegd.
Slide 9 - Diapositive
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = 3 x25% = 75% donker
genotype = 2 x 25% = 50% op Aa
= 1 x 25% op AA
= 1 x 25% op aa
Er zijn altijd 4 opties:
genotype
A bij A = AA
a bij A = aA (schrijf je als Aa)
A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype
- donker
- donker
- donker
- rood
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen
Schrijf de genotype van P1 en P2 op. P1 = P2=
Slide 12 - Question ouverte
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen Schrijf op welke geslachtscellen er kunnen voorkomen. P1 = P2 =
Slide 13 - Question ouverte
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
Slide 14 - Question de remorquage
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
T
A
A
A
a
a
A
a
a
Slide 15 - Question de remorquage
Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant. Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?
Tip: gebruik het kruisingsthema van de vorige vraag.
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 16 - Quiz
Leerdoel 3
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Slide 17 - Diapositive
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Het genotype van de P-generatie is bekent. Rood haar is reccesief. Je ziet dat er genotypen ontbreken. Toch kun je deze invullen door kruisingschema's te maken.
Slide 18 - Diapositive
Vul het genotype van de F1- generatie in.
Slide 19 - Question ouverte
Wat is het genotype van het meisje in de F2-generatie met het rode haar.
Slide 20 - Question ouverte
Wat is de kans op nakomelingen in de F2-generatie met een heterogeen genotype?
Slide 21 - Question ouverte
Werkboekvragen maken:
3, 5, 6, 8, 10 en 12
Deze leerdoelen krijg je pas goed onder de knie als je veel oefent. Je kunt extra oefenen op: