Grammatica H1 (boek 3)

Grammatica - Les 1
  • Uitleg werkwoordelijk gezegde met wederkerende werkwoorden.                                                  (10 min)
  • Bekijken instructiefilmpje                         (5 min)
  • Maken opdrachten                                       (30 min)
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Grammatica - Les 1
  • Uitleg werkwoordelijk gezegde met wederkerende werkwoorden.                                                  (10 min)
  • Bekijken instructiefilmpje                         (5 min)
  • Maken opdrachten                                       (30 min)

Slide 1 - Diapositive

Wat is ook alweer het werkwoordelijk gezegde?

Slide 2 - Question ouverte

Wederkerende werkwoorden
  • Wederkerende werkwoorden hebben altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich: me, je, zich, ons. 
  • zich schamen, zich vergissen: ik schaam me, je vergist je. 
  • Het wederkerende voornaamwoord hoort (meestal) bij het gezegde. 
  • Saskia vergiste zich bij het uitrekenen van de som. 
  • WG= vergiste zich. 

Slide 3 - Diapositive

Wederkerende werkwoorden
  • We maken een onderscheid tussen 'verplichte' wederkerende werkwoorden en 'toevallige' wederkerende werkwoorden. 
  • Bij verplichte ww hoort altijd een wederkerend vnw. 
  • Bij toevallige ww hoort niet altijd een wederkerend vnw. 
  • Bijvoorbeeld: zich vermaken, zich wassen: Ik was de hond.  

Slide 4 - Diapositive

Lijdend voorwerp of WG?
  • Bij verplichte wederkerende werkwoorden, hoort het wederkerende voornaamwoord bij het gezegde. 
  • Bij toevallige wederkerende werkwoorden, hoort het wederkerende voornaamwoord niet bij het gezegde (maar is het soms het lijdend voorwerp).
  • Mijn vader scheert zich met zeep. 
  • WG= scheert / LV = zich. 

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 2
  • We maken samen opdracht 2.  
  • Per zin noteer je:
  • 1. Het onderwerp;
  • 2. Het werkwoordelijk gezegde (let op de wederkerende voornaamwoorden); 
  • 3. Het lijdend voorwerp.

Slide 6 - Diapositive

Joanneke heeft zich vorige week verloofd met mijn broer Hans Peter.

Slide 7 - Question ouverte

In het circus schijnen die jongens zich kostelijk te amuseren.

Slide 8 - Question ouverte

Tijdens de pauze verstop ik me vaak voor mijn klasgenoten.

Slide 9 - Question ouverte

De secretaresse herinnerde mij aan de afspraak met de journalist.

Slide 10 - Question ouverte

Na de pauze begaven wij ons naar het tweede balkon voor de rest van de voorstelling.

Slide 11 - Question ouverte

Waarom moet jij je toch zo vreselijk aanstellen?

Slide 12 - Question ouverte

Helaas moeten jullie je voorlopig schuilhouden in de bergen.

Slide 13 - Question ouverte

Wil Madelijne zich per se naar de nieuwste mode kleden?

Slide 14 - Question ouverte

Je moet je maar eens beraden op de ontstane situatie op je werk.

Slide 15 - Question ouverte

Die middag heeft Doornroosje zich ernstig bezeerd in de torenkamer van het kasteel.

Slide 16 - Question ouverte

Oefenen werkwoordspelling
  • Je maakt op Cambiumned.nl drie oefeningen over de werkwoordspelling naar keuze.
  • Ga naar: Cambiumned.nl --> Oefenen --> Spelling --> werkwoordspelling. 
  • Klaar? Ga lezen in je leesboek / werk aan een ander vak.  
  • De laatste 15 minuten van de les bespreken we de toets over H5 + H6.

Slide 17 - Diapositive