NN7 - Grammatica §3 - Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden - 2V

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden - 2V
NN7 - Grammatica §3
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden - 2V
NN7 - Grammatica §3

Slide 1 - Diapositive

Bekijk de volgende zinnen:

  • 1a Gedroeg jij je verdacht volgens de politieagent?
  • 2a Deze kapper scheert zich altijd met water en scheerzeep.

Slide 2 - Diapositive

In deze zinnen zijn de werkwoorden gedragen en scheren wederkerende werkwoorden en de woorden je en zich zijn wederkerende voornaamwoorden. Het onderwerp van de zin ‘keert weder’ (= komt terug) in de woorden je (= jij) en zich (= de kapper).

Slide 3 - Diapositive

Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zich schamen, zich uitsloven) hoort altijd een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons). Je kunt immers niet een ander schamen of uitsloven.

Slide 4 - Diapositive

1a Gedroeg jij je verdacht volgens de politieagent?

In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord (1a) hoort het wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons) bij het werkwoordelijk gezegde; het is geen lijdend voorwerp:

  • 1a wg = gedroeg je

Slide 5 - Diapositive

2a Deze kapper scheert zich altijd met water en scheerzeep.

Bij toevallig wederkerende werkwoorden (zich aankleden, zich verbazen) hoort niet altijd een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons). Je kunt jezelf aankleden of verbazen, maar je kunt ook een ander aankleden of verbazen.
In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord (2a) hoort het wederkerend voornaamwoord níét bij het werkwoordelijk gezegde; het is lijdend voorwerp:

  • 2a wg = scheert; lv = zich

Slide 6 - Diapositive

Zo herken je verplicht wederkerende werkwoorden
Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zin 1a en 1b)

Slide 7 - Diapositive

Zo herken je verplicht wederkerende werkwoorden
Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zin 1a en 1b)

  • kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen, bij toevallig wederkerende werkwoorden (zin 2a en 2b) meestal wel;

Slide 8 - Diapositive

Zo herken je verplicht wederkerende werkwoorden
Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zin 1a en 1b)

  • kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen, bij toevallig wederkerende werkwoorden (zin 2a en 2b) meestal wel;

  • kun je geen ‘zelf’ vastplakken aan het wederkerend voornaamwoord, bij toevallig wederkerende werkwoorden meestal wel:

Slide 9 - Diapositive

Zo herken je verplicht wederkerende werkwoorden
Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zin 1a en 1b)

  • kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen, bij toevallig wederkerende werkwoorden (zin 2a en 2b) meestal wel;

  • kun je geen ‘zelf’ vastplakken aan het wederkerend voornaamwoord, bij toevallig wederkerende werkwoorden meestal wel:

    1b Gedroeg jij *je broertje / *jezelf verdacht volgens de politieagent?
    (* betekent ‘ongrammaticaal’ of onjuiste taal).


Slide 10 - Diapositive

Zo herken je verplicht wederkerende werkwoorden
Bij verplicht wederkerende werkwoorden (zin 1a en 1b)

  • kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen, bij toevallig wederkerende werkwoorden (zin 2a en 2b) meestal wel;

  • kun je geen ‘zelf’ vastplakken aan het wederkerend voornaamwoord, bij toevallig wederkerende werkwoorden meestal wel:

    1b Gedroeg jij *je broertje / *jezelf verdacht volgens de politieagent?
    (* betekent ‘ongrammaticaal’ of onjuiste taal).

    – 2b Deze kapper scheert zijn klanten / zichzelf altijd met water en scheerzeep.

Slide 11 - Diapositive

Noteer het werkwoordelijk gezegde:

Wij hebben ons vergist in de lengte van de strandwandeling.

Slide 12 - Question ouverte

Noteer het werkwoordelijk gezegde:

Schamen jullie je niet voor die bende in de kleedkamer?

Slide 13 - Question ouverte

Noteer het werkwoordelijk gezegde:

Mijn moeder had zich verschrikkelijk uitgesloofd voor de zondagse brunch.

Slide 14 - Question ouverte

Noteer het werkwoordelijk gezegde:

Tijdens het voorlezen van de troonrede versprak de koning zich een paar keer.

Slide 15 - Question ouverte

Noteer het werkwoordelijk gezegde:

De voetbalsupporters misdroegen zich schandelijk bij de uitwedstrijd.

Slide 16 - Question ouverte

Maak nu de opdrachten die klaarstaan in de digitale planning van Nieuw Nederlands.

Slide 17 - Diapositive