Argumenten

Argumenten
  • Standpunt en argument
  • Feitelijke en waarderende argumenten
  • Tegenargumenten
  • Een argument bedenken
  • Een argument structureren



1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Argumenten
  • Standpunt en argument
  • Feitelijke en waarderende argumenten
  • Tegenargumenten
  • Een argument bedenken
  • Een argument structureren



Slide 1 - Diapositive

Standpunt en argument
Standpunt = mening (of: stelling, bewering)
Als je een standpunt over iets inneemt, dan geef je je mening over die zaak.

  1. Ik denk dat we beter niet naar het gala kunnen gaan.
  2. Zonder begeleiding in zee gaan duiken is volgens mij erg onverstandig.
  3. Ik vind dat de meeste mensen geen verstand van muziek hebben.

Aan welke woorden herken je dat dit standpunten zijn? Noteer ze op de volgende dia.

Slide 2 - Diapositive

Noteer de woorden waardoor je kunt herkennen dat dit standpunten zijn.

Slide 3 - Question ouverte

Standpunt en argument

  1. Ik denk dat we beter niet naar het gala kunnen gaan.
  2. Zonder begeleiding in zee gaan duiken is volgens mij erg onverstandig.
  3. Ik vind dat de meeste mensen geen verstand van muziek hebben

Slide 4 - Diapositive

Standpunt en argument
Uitleg waarmee je het standpunt bewijst (of dat van een ander aanvalt).
  • Mijn zakgeld moet omhoog, omdat het eten in de schoolkantine duurder is geworden.
  • Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend, daarom moet het verboden worden.
  • Tim gaat geschiedenis studeren, aangezien dat zijn passie is.
  • Omdat leerlingen te weinig individuele aandacht krijgen, moeten klassen kleiner worden.
Hoe noem je de gekleurde woorden?

Slide 5 - Diapositive

Hoe noem je de gekleurde woorden?
A
Argumentwoorden
B
Signaalwoorden
C
Standpuntwoorden
D
Uitlegwoorden

Slide 6 - Quiz

Feitelijk en waarderend
Feitelijk argument = Feitelijke uitspraak die standpunt ondersteunt.
- Juistheid is te controleren (waar of onwaar)
- Kun je niet over van mening verschillen

Waarderend argument = Waarderende uitspraak die aangeeft dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk is.
- Moet vaak ondersteund worden, bijvoorbeeld door feiten
- Kun je over van mening verschillen

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
Wat is het standpunt?

Slide 9 - Question ouverte

[De kans is erg klein dat je iets wint] bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
Welk soort argument?
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 10 - Quiz

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Wat is het standpunt?

Slide 11 - Question ouverte

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. [Hij is immers veruit de beste in de debatten.]
Welk soort argument?
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 12 - Quiz

Tegenargumenten
Een argument waarmee je een standpunt van een ander aanvalt of ontkracht. Je kunt een tegenargument ook gebruiken om een argument tegen jouw standpunt aan te vallen of te ontkrachten.

Slide 13 - Diapositive

In groepjes, 5 minuten.
Noteer van de tekstjes:
- Standpunt, argument, tegenargument
- Van beide argumenten: feitelijk of waarderend

1. "Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers." "Maar dat kost me wel een heel jaar."
2. "Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden." "Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet."
3. "Het boek Merdeka! staat bomvol met gewelddadige oorlogsscènes. Als je daar niet zo van houdt, kun je het beter niet lezen." "Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt."

Slide 14 - Diapositive

- Standpunt, argument, tegenargument
- Van beide argumenten: feitelijk of waarderend

1. "Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers." "Maar dat kost me wel een heel jaar."
2. "Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden." "Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet."
3. "Het boek Merdeka! staat bomvol met gewelddadige oorlogsscènes. Als je daar niet zo van houdt, kun je het beter niet lezen." "Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt."

Slide 15 - Diapositive

Een argument bedenken
Hoe bedenk je argumenten bij een standpunt/stelling?
-> Stel vragen!
  1. Over welk probleem gaat de stelling? Is dat een erg probleem?
  2. Wat zijn de voor- of nadelen?
  3. Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Een argument bedenken
1. Over welk probleem gaat de stelling? Is dat een erg probleem?
2. Wat zijn de voor- of nadelen?
3. Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?

Op deze manier kun je dus al drie verschillende argumenten bedenken. ('Verschillende' = belangrijk criterium spreekopdr.)


Slide 20 - Diapositive

timer
10:00

Slide 21 - Diapositive

Werken uit het boek
Hoofdstuk 6, § 1:

- Bestudeer de theorie
- Maak opdracht 1, 2, 3, 5, 7

Slide 22 - Diapositive

Een argument structureren
Een sterk argument bestaat vaak uit meer dan één zin. Door een duidelijke structuur aan te houden maak je het makkelijker voor je publiek om goed te luisteren. Op die manier zullen je argumenten beter overkomen en kun je mensen ook beter overtuigen.

Dit doe je door middel van het SExI-model.

Slide 23 - Diapositive

Een argument structureren
Het SExI-model:
  • State -> vat in een korte zin je argument samen
  • Explain -> leg je argument uit d.m.v. twee vragen:
              - Waarom klopt je argument?
              - Waarom is je argument belangrijk?
  • Illustrate -> geef een voorbeeld of feit bij je argument

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

timer
5:00

Slide 27 - Diapositive

Werken uit het boek
Hoofdstuk 2, § 1:

- Bestudeer de theorie
- Maak opdracht 1, 2

Slide 28 - Diapositive