les 5 + 6; infinitief + voltooid bijvoeglijk gebruikt

Infinitief (inf)

De infinitief is het hele werkwoord.

 

Marthijs wil zijn theorie-examen de eerste keer halen.

2. Infinitief

Als je de persoonsvorm in een zin gevonden hebt kan je op zoek gaan naar andere werkwoorden.

Het infinitief is de het hele werkwoord.

Fietst - fietsen

Loopt - lopen

Wordt - worden

2. Infinitief

Vandaag moet het meisje naar school lopen.

Jasper gaat om 12 uur lunchen.

Mees en Kees hebben dat altijd al willen hebben.

Welk woord is een infinitief?
Ik lag te slapen.

1. Ik
2. lag
3. te
4. slapen

Welk woord is een infinitief?
Hij is aan het lezen.

1. Hij
2. lezen
3. is
4. aan het lezen

Hoeveel infinitieven staan er in deze zin?
Rodney heeft nooit accountant willen worden.

1. 1
2. 3
3. 2
4. 0

Wat zijn de infinitieven uit deze zin?
Hij zou dit gemaakt kunnen hebben.

1. zou
2. zou kunnen hebben
3. kunnen
4. kunnen hebben

Wat is het infinitief in deze zin?

Hij wil morgen al gaan.

1. wil
2. gaan

Wat is het infinitief in deze zin?

Hij kan goed voetballen.

1. kan
2. voetballen

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord.

Dus nog geen bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord!! 

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijwoord
3. Werkwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.

1. auto is bijvoeglijk naamwoord
2. Jan is bijvoeglijk naamwoord
3. nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

De waarzegger keek in de kristallen bol.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

1. bol
2. waarzegger
3. keek
4. kristallen

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.

Het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is een "bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord". 

Regel meestal : voltooid deelwoord  + -e- 

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(redden) De ...... zwemmer

1. redde
2. geredde
3. gerede
4. verredde

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger

1. Gestrandde
2. strandende
3. gestranden
4. gestrande

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(maaien) Het ............... gras

1. vermaaide
2. gemaaide
3. gemaaidde
4. gemaaiden

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(vluchten) De ............... dief

1. gevluchte
2. gevluchtte
3. gevluchten
4. gevluchtten

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(verzinnen) Het ............ verhaal

1. verzonnen
2. verzonne
3. verzonde
4. verzonden

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

Jammer dat ik het doel heb gemist.

Het  ..... doel.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

Wij hebben de wedstrijd gewonnen.

De  ..... wedstrijd.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

Mats heeft het cadeau ingepakt.

Het  ..... cadeau.

De vogel is opgezet.
De _____ vogel.

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

De weg werd verbreed.

De ..... weg.

Maak een zin waarin het werkwoord lopen gebruikt wordt als voltooid bijvoeglijk werkwoord

Maak een zin waarbij het werkwoord zinken gebruikt wordt als voltooid bijvoeglijk werkwoord