Lezen H3 en 4

Welkom in deze les!
lezen H 3 en H 4



Pak je leesboek      Leg je                                                     spullen klaar





Geen telefoon         IPad dicht
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom in deze les!
lezen H 3 en H 4



Pak je leesboek      Leg je                                                     spullen klaar





Geen telefoon         IPad dicht

Slide 1 - Diapositive

Argumenteren en weerleggen

Slide 2 - Diapositive


Doel van de lessen
-  Ik kan  tekststructuren herkennen en benoemen (herhalen)
- Ik kan een standpunt benoemen
- Ik kan argumenten benoemen
- Ik kan een argumentenstructuur herkennen en zelf maken
- Ik weet wat een tegenargument is
- Ik weet wat een weerlegging is
- Ik kan een tegenargument en een weerlegging herkennen 
- Ik weet welke signaalwoorden ik daarbij kan gebruiken                             

 


Slide 3 - Diapositive

Even herhalen:
Welke tekststructuren in een tekst ken je?
Waarom moet je dit eigenlijk weten?

Slide 4 - Question ouverte

argumentatiestructuur
We gaan nu de argumentatiestructuur beter bekijken.
Wat is eigenlijk een standpunt?
Wat is een argument?

Slide 5 - Diapositive

even oefenen
Maak opdracht 1 van H3
De eerste (paar) maken we even samen.
Daarna krijg je meer uitleg.


timer
5:00

Slide 6 - Diapositive

Je weet nu wat een standpunt en een argument is


Er zijn twee soorten argumenten
(zie volgende dia)
Dat hebben we nodig voor een schema

Slide 7 - Diapositive

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 8 - Diapositive

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger .

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 9 - Diapositive

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 10 - Quiz

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 11 - Quiz


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 12 - Diapositive

er zijn vier verschillende argumentatiestructuren

Slide 13 - Diapositive

4 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
  3. Nevenschikkende argumentatie
  4. Onderschikkende argumentatie

Slide 14 - Diapositive

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 15 - Diapositive

Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten. Meervoudige argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 16 - Diapositive

Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Als je een van de twee ontkracht, klopt je argumentatie niet meer.

Slide 17 - Diapositive

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 18 - Diapositive

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Het VCO is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 20 - Quiz

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 21 - Quiz

Het VCO is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

even oefenen
De argumentatieschema's moet je echt even oefenen om het te begrijpen dus:

Maak opdracht 2, 3 en 5
Ik start samen met jullie met opdracht 2
Als je alleen verder wilt: ga je gang!

Slide 24 - Diapositive

Afsluiting
  • Welke twee soorten argumenten zijn er en wat is het verschil?
  • Voor de volgende les is af H 3 lezen opdr. 1,2 en 3 (1 t/m 10). 
Wat weet je nog?

Slide 25 - Diapositive

volgende les
weerlegging en tegenargument

Slide 26 - Diapositive

tegenargument of weerlegging?
Wat is het verschil tussen argument en tegenargument?
Met een argument verdedig je je standpunt tegen kritiek. 

Met weerleggingen van tegenargumenten overtuig je je lezer van jouw standpunt. (gebruik je dus bij een tegenargument)

Slide 27 - Diapositive

Weerlegging 

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

 

Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dat noemen we weerleggen 


Een weerlegging ontkracht dus een tegenargument.                                                                  

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien

signaalwoorden
dat blijkt uit, 
immers, 
want, 
namelijk, 
omdat, 
de reden hiervoor is

Slide 30 - Diapositive

Evaluatie van de les
Ik weet welke vormen van argumentatie er zijn.
Ik begrijp de begrippen tegenargumentatie en weerlegging

Slide 31 - Diapositive

Wat snap je nog niet en zou je extra uitleg over willen hebben?

Slide 32 - Question ouverte

even oefenen
H 4 opdracht 1,2,4

Slide 33 - Diapositive

Afsluiting
  • Wat is een tegenargument?
  • Voor de volgende les is af H 4 lezen opdr. 1,2 en 4 
Wat weet je nog?

Slide 34 - Diapositive