racisme/discriminatie/vooroordelen

Black Lives Matter 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Black Lives Matter 

Slide 1 - Diapositive

Black lives matter.
Waar denk jij aan?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Diapositive

Discriminatie, racisme, seksisme of een vooroordeel?
Nederlanders houden van kaas!
A
discriminatie
B
seksisme
C
racisme
D
vooroordeel

Slide 4 - Quiz

Je wordt niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek omdat je naam niet Nederlands klinkt.
A
discriminatie
B
vooroordeel
C
racisme
D
seksisme

Slide 5 - Quiz

Stratenmaker is een beroep voor mannen en de kraamverzorging is een beroep voor vrouwen.
A
discriminatie
B
vooroordeel
C
racisme
D
seksisme

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

In Amerika is racisme een groter probleem dan in Nederland
A
eens
B
oneens

Slide 10 - Quiz

Het is goed dat er tegen racisme wordt gedemonstreerd
A
eens
B
oneens

Slide 11 - Quiz

Oerwoudgeluiden maken in een stadion als de tegenpartij een donkere speler inzet kan echt niet!
A
eens
B
oneens

Slide 12 - Quiz

Dat we in Nederland demonstreren voor een dode Amerikaan is belachelijk.
A
eens
B
oneens

Slide 13 - Quiz

Mensen denken vaak gediscrimineerd te worden terwijl dat helemaal niet zo is.
A
eens
B
oneens

Slide 14 - Quiz

Ik ben wel eens gediscrimineerd
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Ik maak wel eens een discriminerende opmerking.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Op onze school wordt niet gediscrimineerd.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Nederlanders zijn mensen die in Nederland geboren zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Als profvoetballer moet je maar ergens tegen kunnen. Ze roepen toch.
A
eens
B
oneens

Slide 19 - Quiz

Mijn ouders hebben over dit onderwerp een andere mening dan ik.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Zwarte Piet kan niet langer zwart zijn als we daarmee zoveel mensen beledigen.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz