Woordenschat H3 en H4 B2e

Woordenschat H3
Ik kan vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen, begrijpen en gebruiken.


1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat H3
Ik kan vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen herkennen, begrijpen en gebruiken.


Slide 1 - Diapositive

Welke voorzetsels ken je nog?

Slide 2 - Carte mentale

Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Je hebt geleerd wat voorzetsels zijn. Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel (je gebruik dit werkwoord altijd in combinatie met dat voorzetsel). 
Er zijn ook voorzetseluitdrukkingen.

Slide 3 - Diapositive

Woordenschat H3 (blz. 84)
Vaste voorzetsels komen voor bij:
  • werkwoorden: afhangen van, kennismaken met
  • combinaties van zelfstandig naamwoord + werkwoord: bezwaar hebben tegen, gebrek hebben aan
  • combinaties van bijvoeglijk naamwoord en werkwoord: bang zijn voor, blij zijn met, dol zijn op

Slide 4 - Diapositive

Woordenschat H3
Voorzetseluitdrukkingen: vaste woordcombinaties met één of meer voorzetsels die als geheel de functie heeft van een voorzetsel. Je kunt een voorzetseluitdrukking vervangen door één voorzetsel.
  • door middel van > door, met 
  • in verband met > door, wegens

Slide 5 - Diapositive

Oefenen met vaste voorzetsels!

Slide 6 - Diapositive

Hij distantieerde zich volledig ...
de keuze die door de coachgroep was gemaakt.
A
in
B
met
C
voor
D
van

Slide 7 - Quiz

Heb jij ervaring ... Prezi?


A
in
B
met
C
voor
D
van

Slide 8 - Quiz

Wie stemt ... met dit voorstel?

A
in
B
met
C
voor
D
van

Slide 9 - Quiz

Opdracht 1  (blz. 84), vraag 1 & 2
a met behulp van: met
b met betrekking tot: over
c onder invloed van: met
d Op grond van: vanwege
e ten aanzien van: voor; over
f Ten gevolge van: door
g ter gelegenheid van: wegens; vanwege
h uit hoofde van: wegens; door


Slide 10 - Diapositive

Opdracht 2  (blz. 85), vraag 1 & 2
2 slagzin: slogan; leus
4 gespekt: voorzien van geld
5 etymologie: oorsprong en geschiedenis van woorden
7 namen het initiatief: zetten de eerste stap
9 sloeg aan: werd populair; werd een succes
11 reputatie: naam
12 behoeften: wensen
14 ingeschakeld: ingezet
15 district: werkgebied
16 uitgeloofd: aangeboden; uitgereikt
19 aangestuurd: geleid


Slide 11 - Diapositive

Opdracht 2  (blz. 85), vraag 1 & 2
1 karweitje: klusje
3 clubkas: geldkist van de vereniging
6 stamt uit: gaat terug op; is ontleend aan
8 ontleend aan: overgenomen van
10 opbouwwerkzaamheden: activiteiten tot herstel
13 kwam ten goede aan: was bestemd voor
17 gestaakt: gestopt
18 toentertijd: in die tijd, toen
20 geeft invulling aan: geeft vorm, inhoud aan

Slide 12 - Diapositive

woordenschat H4 (blz. 114)


Rijmende uitdrukkingen

Slide 13 - Diapositive

Alliteratie

Ook bedrijven maken hier gebruik van...

Slide 14 - Diapositive

beginrijm ook wel alliteratie genoemd
Als de rijmende uitdrukkingen met dezelfde letter beginnen, dan spreken we van beginrijm, ook wel alliteratie genoemd. 

Voorbeeld: 
voor dag en dauw
schots en scheef

Slide 15 - Diapositive

eindrijm
Als de uitdrukkingen op elkaar rijmen, dan noemen we dat eindrijm. 

Voorbeeld: 
in geuren en kleuren 
handel en wandel 

Slide 16 - Diapositive

Vul de volgende uitdrukking aan:
Hij bekeek me van top tot ...

Slide 17 - Question ouverte

Vul de volgende uitdrukking aan:
De jongen zei boe noch ...

Slide 18 - Question ouverte

Vul de volgende uitdrukking aan:
Dat heb je dubbel en ... verdiend!

Slide 19 - Question ouverte

Opdracht 1 (blz. 114)
Opdracht 1

a handel en wandel
b willens en wetens
c op stel en sprong
d reilen en zeilen
e de lusten en de lasten
f wijd en zijd


Slide 20 - Diapositive

Opdracht 1 (blz. 114)
Opdracht 1
2

a handel en wandel: achtergronden; handelingen en gedrag
b willens en wetens: opzettelijk en bewust
c op stel en sprong: meteen; onmiddellijk
d reilen en zeilen: alles wat gebeurt
e de lusten en de lasten: de leuke en de minder leuke dingen
f wijd en zijd: overal



Slide 21 - Diapositive

Opdracht 2(blz. 115)
1
 a (tegen) heug en meug
b (met) huid en haar
c (door) schade en schande
d (in) kannen en kruiken
e groen en geel
f kind noch kraai
g Bepakt en bezakt
h hoog en droog



Slide 22 - Diapositive

Opdracht 2(blz. 115)
2
a tegen heug en meug: met grote tegenzin
b met huid en haar: volledig
c door schade en schande: door veel tegenslagen
d in kannen en kruiken: klaar
e groen en geel: heel erg
f kind noch kraai: helemaal niemand
g Bepakt en bezakt: met (veel) bagage
h hoog en droog: veilig en wel




Slide 23 - Diapositive

Opdracht 4 (blz. 115)
1 ding
2 wel
3 heen
4 fris
5 vreest
6 goed
7 tussen
8 ontmoet
9 weerd
10 wint





Slide 24 - Diapositive

Opdracht 4 (blz. 115)
1 Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.
a Alleen mooie kleren maken een mens niet mooi.

2 Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel.
e De waarheid komt altijd aan het licht.

3 Als twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen.
c Als twee mensen ruzie maken om iets, krijgt een ander meestal het voordeel.

4 Bezoek en vis blijven drie dagen fris.
f Een gast moet niet te lang blijven.






Slide 25 - Diapositive

Opdracht 4 (blz. 115)
5 Een mens lijdt dikwijls het meest door het lijden dat hij vreest.
d De angst voor iets is meestal erger dan de gebeurtenis zelf.

6 Haastige spoed is zelden goed.
b Als je te snel werkt, maak je fouten.

7 Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen.
g Een gemengd huwelijk gaat bijna nooit goed.








Slide 26 - Diapositive

Opdracht 4 (blz. 115)
8 Wie goed doet, goed ontmoet.
h Goede daden worden altijd beloond.

9 Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.
i Je moet blij zijn met iets kleins.

10 Wie niet waagt, die niet wint.
i Zonder proberen kom je niet vooruit.








Slide 27 - Diapositive

Aan de slag
Maak opdracht 5 (blz. 117)

Je mag samenwerken. 

Klaar? Schrijf een kort verhaal dat past bij een van de uitdrukkingen van opdracht 4. 

Slide 28 - Diapositive