Argusclou groep 7 thema 1: Van poolijs tot zonnebrand

Argusclou groep 7 thema 1: Van poolijs tot zonnebrand

Leerdoelen

• Aan het einde van de les kun je de aardas, de evenaar, het noordelijk halfrond, het zuidelijk halfrond, de Noordpool en de Zuidpool definiëren.
• Aan het einde van de les begrijp je het concept van seizoenen, klimaat en temperatuur.
• Aan het einde van de les kun je de fenomenen middernachtzon, poolnacht, koele zomer en zachte winter uitleggen.
• Aan het einde van de les kun je de verschillende klimaatzones, neerslag en klimaatgrafiek identificeren.
• Aan het einde van de les ken je de kenmerken van gematigd zeeklimaat, mediterraan zeeklimaat, landklimaat, droog klimaat en koud klimaat.

Wat weet je al over het aardoppervlak en het klimaat?

Aardas en evenaar

• Aardas: denkbeeldige lijn door het midden van de aarde
• Evenaar: denkbeeldige lijn die de aarde in twee gelijke helften verdeelt

Noordelijk en zuidelijk halfrond

• Noordelijk halfrond: deel van de aarde ten noorden van de evenaar
• Zuidelijk halfrond: deel van de aarde ten zuiden van de evenaar

Noordpool en Zuidpool

• Noordpool: het noordelijkste punt van de aarde
• Zuidpool: het zuidelijkste punt van de aarde

Seizoenen en klimaat

• Seizoen: periode van het jaar gekenmerkt door specifieke weersomstandigheden
• Klimaat: gemiddeld weer in een gebied over een lange periode
• Temperatuur: mate van warmte of kou in een gebied

Middernachtzon en poolnacht

• Middernachtzon: fenomeen waarbij de zon 's nachts niet ondergaat
• Poolnacht: periode waarin het 24 uur per dag donker is op de polen

Koele zomer en zachte winter

• Koele zomer: zomer met relatief lage temperaturen
• Zachte winter: winter met relatief hoge temperaturen

Klimaatzones

• Klimaatzone: gebied met een bepaald type klimaat

Neerslag en klimaatgrafiek

• Neerslag: water dat uit de lucht valt als regen, sneeuw, hagel, etc.
• Klimaatgrafiek: grafiek die het klimaat in een gebied weergeeft

Verschillende soorten klimaten

• Gematigd zeeklimaat: milde winters, koele zomers, veel neerslag
• Mediterraan zeeklimaat: hete, droge zomers, zachte, natte winters
• Landklimaat: hete zomers, koude winters
• Droog klimaat: weinig neerslag
• Koud klimaat: lage temperaturen het hele jaar door

Definities

• Aardas: de denkbeeldige lijn door het midden van de aarde van Noordpool naar Zuidpool
• Evenaar: de denkbeeldige lijn die de aarde in twee gelijke helften verdeelt
• Noordelijk halfrond: het deel van de aarde ten noorden van de evenaar
• Zuidelijk halfrond: het deel van de aarde ten zuiden van de evenaar
• Noordpool: het noordelijkste punt van de aarde
• Zuidpool: het zuidelijkste punt van de aarde

Definities 2

• Seizoen: een periode van het jaar die wordt gekenmerkt door specifieke weersomstandigheden
  
• Klimaat: het gemiddelde weer in een gebied over een lange periode
  
• Temperatuur: de mate van warmte of kou in een gebied
  
• Middernachtzon: een fenomeen waarbij de zon 's nachts niet ondergaat
  
• Poolnacht: een periode waarin het 24 uur per dag donker is op de polen
  
• Koele zomer: een zomer met relatief lage temperaturen
  
• Zachte winter: een winter met relatief hoge temperaturen
  
• Klimaatzone: een gebied met een bepaald type klimaat
  
• Neerslag: water dat uit de lucht valt als regen, sneeuw, hagel, etc.

Definities 3

• Klimaatgrafiek: een grafiek die het klimaat in een gebied weergeeft
  
• Gematigd zeeklimaat: een klimaat met milde winters en koele zomers, veel neerslag
  
• Mediterraan zeeklimaat: een klimaat met hete, droge zomers en zachte, natte winters
  
• Landklimaat: een klimaat met hete zomers en koude winters
  
• Droog klimaat: een klimaat met weinig neerslag
  
• Koud klimaat: een klimaat met lage temperaturen het hele jaar door

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.