les en uitleg bij weektaak 15

2 devices nodig om mee te doen met deze lessonUp les 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

2 devices nodig om mee te doen met deze lessonUp les 

Slide 1 - Diapositive

lesindeling 15 april 
  •  Wie zijn er ?   
  •  Afspraken voor de online les 
  •   Vorige week: inhoud van de les en vragen over taakwerk
 
  •   Taakwerk deze week : uitleg bij opdrachten 
  •   Opdrachten samendoen
  •   Vragen
  •   Afsluiting 

Slide 2 - Diapositive

2 devices nodig om mee te doen met deze lessonUp les 

Slide 3 - Diapositive

lesindeling 8 april 
  •  Wie zijn er ?   
  •  Afspraken voor de online les 
  •   Vorige week: inhoud van de les en vragen over taakwerk
 
  •   Taakwerk deze week : uitleg bij opdrachten 
  •   Opdrachten samendoen
  •   Vragen
  •   Afsluiting 

Slide 4 - Diapositive

In deze tekst staan ook feiten en meningen.
Welke zin is een mening?
A
Niet alleen haaien lijden onder stropers, maar bijvoorbeeld ook olifanten en neushoorns!
B
Alleen tekst is natuurlijk supersaai.
C
Na dertien jaar leert ze weer hoe leuk het is om aap te zijn.
D

Slide 5 - Quiz

Spreken en gesprekken 
discussie
stelling 
meningen
argumenten
overtuigen 
van mening veranderen
voorzitter/gespreksleider 

  • opdracht 1 en 2 blz 135 
  • alle andere opdrachten & de 
     online taken (af)maken. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

taakwerk week 15 
Schrijven en formuleren:  blz 137 : 1, 2 en 5 & schrijfopdracht 
Woordenschat:  blz 143: opdracht 1 en de online test Woordenschat 
  • kijk op  It's learning !!!!!!📢📢📢📢📢📢📢📢
  • elke week ✨✨✨✨✨✨✨✨
  • taakwerk  en opdrachten bijhouden : beoordeling !!!!🔔🔔

Slide 8 - Diapositive

leerdoelen week 15
  • ik kan een tekst schrijven met mijn mening en argumenten
  • ik weet hoe ik persoonlijk kan schrijven


  •  Ik weet wat voorzetsels zijn.
  • Ik kan vaste voorzetsels herkennen.
  • Ik kan de juiste voorzetsels bij werkwoorden noemen.

Slide 9 - Diapositive

Welke woorden is/zijn voorzetsel(s)?
A
Op
B
Gisteren
C
Ik
D

Slide 10 - Quiz

 Vaste voorzetsels
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen: een vast voorzetsel
Dit voorzetsel kan ervoor zorgen dat een werkwoord een andere betekenis krijgt. 
Voorbeeld:
Onze buurman houdt al jaren kippen.
Ik houd van chocolade paaskippen en van paaseitjes.    

Slide 11 - Diapositive

Nog een paar voorbeelden:
In november bestaat hun school honderd jaar.
Het boek bestaat uit zes hoofdstukken.

Hij lacht de jongen uit.
Hij lacht om het grapje.

Slide 12 - Diapositive

Welk vast voorzetsel hoort bij het werkwoord: last hebben .....?
A
met
B
in
C
van
D

Slide 13 - Quiz

fijne paasdagen !

Slide 14 - Diapositive