NN1 Blok 3 H6 Woordenschat: zoeken in een woordenboek les1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Ik zit klaar voor de les:

• Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  
• Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
  
• Mijn jas hangt aan de kapstok.
  
• Ik heb geen pet of capuchon op.
  
• Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
  

Jaar 1 H6 Woordenschat: 

zoeken in een woordenboek 

Les 1

Terugblik:

Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je opzoek gaan naar een bekend deel van het woord. Dat kan bij woorden met een: voor- of achtervoegsel en bij samengestelde woorden

Schrijf 2 woorden op met een voor- of achtervoegsel

Wat zijn allemaal samenstellingen:

rijtje 1: deurbel schoenmaat donkergroen

rijtje 2: rugzak mislukken maximumsnelheid

1. rijtje 1
2. rijtje 2

Deze les:

• Huiswerk nakijken
• Instructie
• Eerst samen opdr 1
• Daarna zelfstandig aan de slag

Lesdoel:

Ik kan de betekenis van een woord opzoeken in een woordenboek

Ik ken de woorden en uitdrukkingen uit dit hoofdstuk

Woordenboekspel:

Wat betekent 'coprolalie'?

1. Aandoening waarbij je grote linkerteen kleiner is dan je grote rechterteen
2. het gebruiken van niet nette taalgebruik
3. alleen soms maar je kunnen inleven in andere mensen
4. een spraakstoornis waarbij je onsamenhangend praat

Woordenboekspel:

Wat is een 'flegmaticus'?

1. een onverstoorbaar kalm persoon
2. iemand die altijd verkeerde lidwoorden (de, het en een)gebruikt
3. iemand met een ziekelijke neiging om ALTIJD de waarheid te vertellen
4. Australische zoetwaterkrokodil uit de familie van de Crocodylus flegmaetesis

Instructiefilm over 

zoeken in een woordenboek:

Linkje

Zoeken in het woordenboek

Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kun je in de tekst naar de betekenis zoeken. 

In hoofdstuk 1 tot en met 5 heb je hiervoor vijf manieren geleerd. 

Vind je de betekenis niet in de tekst? Gebruik dan een woordenboek.

Zoek in het woordenboek de betekenis van een woord bij:

1. • het hele werkwoord (aangeschaft bij aanschaffen)
2. • het enkelvoud van het woord (certificaten bij certificaat)
3. • de korte vorm van het woord (commerciële bij commercieel)
4. • een deel van de samenstelling (gezondheidsrisico bij gezondheid en/of risico)

In het woordenboek staan bij een woord vaak meerdere betekenissen. 

Je moet dan de betekenis kiezen die in de tekst past.

Bijvoorbeeld: Als je tandvlees bloedt tijdens het poetsen, is het meestal ontstoken.

ontsteken betekent:

1. iets aansteken
2. rood worden en opzwellen door een besmetting
3. ontvlammen

Ontstoken betekent in deze zin: rood worden en opzwellen door besmetting met ziekteverwekkende bacteriën.

Bij welk woord zoek je in het (online-)woordenboek de betekenis van de het woord in hoofdletters?

Je ontvangt een email waarin de bestelling wordt BEVESTIGD.

1. bevestiging
2. bevestigen
3. bevestigt

Bij welk woord zoek je in het (online-)woordenboek de betekenis van de het woord in hoofdletters?

Ik wordt gek van al die ADVIEZEN om gezonder te leven.

1. advies
2. adviezen
3. adviseren

Bij welk woord zoek je in het (online-)woordenboek de betekenis van de het woord in hoofdletters?

Heb je het nieuwe FACEBOOKPROFIEL van Maja al gezien?

1. Facebook
2. profiel
3. Facebook en profiel
4. Facebook en profileren

Bij welk woord zoek je in het (online-)woordenboek de betekenis van de het woord in hoofdletters?

Tijdens de natuurkundeles deed de docent een EXPIRIMENTJE.

1. experimenteren
2. experimentje
3. experiment
4. experimenten

Maak opdracht 2 en 3 (155-156)

Lees de tekst 'Kauw je gezond' op bladzijde 155-156 van je Nederlandse boek.

Welk woord zoek je op in het woordenboek bij:

processen (al.2)

1. processen
2. proces
3. procederen

Zoek op in het woordenboek.
Wat betekent het woord: proces

Lees de tekst 'Kauw je gezond' op bladzijde 155-156 van je Nederlandse boek.

Welk woord zoek je op in het woordenboek bij:

beïnvloed (al.2)

1. beïnvloed
2. beïnvloeden
3. invloed

Zoek op in het woordenboek.
Wat betekent het woord: beïnvloeden

Lees de tekst 'Kauw je gezond' op bladzijde 155-156 van je Nederlandse boek.

Welk woord zoek je op in het woordenboek bij:

bacteriën (al.2)

1. bacteriën
2. bacterieel
3. bacterie

Zoek op in het woordenboek.
Wat betekent het woord: bacterie

Lees de tekst 'Kauw je gezond' op bladzijde 155-156 van je Nederlandse boek.

Welk woord zoek je op in het woordenboek bij:

bevat (al. 3)

1. bevatten
2. bevat

Zoek op in het woordenboek.
Wat betekent het woord: bevatten

Lees de tekst 'Kauw je gezond' op bladzijde 155-156 van je Nederlandse boek.

Welk woord zoek je op in het woordenboek bij:

laxerend (al. 3)

1. laxeren
2. lactatie
3. laxerend

Zoek op in het woordenboek.
Wat betekent het woord: laxeren

Lees de tekst 'Kauw je gezond' op bladzijde 155-156 van je Nederlandse boek.

Welk woord zoek je op in het woordenboek bij:

gewichtsverlies (al. 3)

1. verlies
2. gewicht
3. gewichten
4. verlies & gewicht

Typ een zin waarin het woord geest een andere betekenis heeft dan geest in alinea 1.

Vul een tegenstelling van overgewicht (al. 2) in door een ander voorvoegsel te gebruiken.

1. maximaal gewicht
2. minimaal gewicht
3. ondergewicht
4. lichtgewicht

Wat betekent ontspannen in alinea 2?

1. door afleiding tot rust komen
2. losmaken wat gespannen is

Zoek in het woordenboek drie betekenissen van uitpakken (al. 3). Vul ze alle drie in.

Welke betekenis uit de vorige vraag past bij uitpakken in alinea 3?

1. uit de verpakking halen
2. zich van zijn beste kant laten zien
3. resultaat hebben

Verbind de woorden uit de tekst met de juiste betekenis.

bijna

positieve

vastkleven

uitwerking

van tijd tot tijd

vrijwel

gunstige

effect

regelmatig

hechten

Verbind de woorden uit de tekst met de juiste betekenis.

te veel, meer dan goed is

niet te veel

werking

spannende

toestanden, omstandigheden

met mate

functies

situaties

stressvolle

overmatig

Frisdranken ... veel meer suiker dan je denkt.

1. bevatten
2. hechten

Tim komt ... te laat thuis in het weekend.

1. gunstig
2. regelmatig

Vrijwel elke dag sporten heeft een gunstig ... op je gezondheid.

1. effect
2. functie

Pizza's zijn heerlijk, maar je moet ze ... eten.

1. met mate
2. overmatig

Er zijn soms ... op school waarin je je ongemakkelijk voelt.

1. processen
2. situaties

Weet jij een manier waarop je kunt ... voor de wedstrijd?

1. ontspannen
2. uitpakken

Evaluatie:

1. Wat was het lesdoel?
2. Hoe ging het vandaag?
3. Wat is het huiswerk:

Huiswerk:

Maak 

opdracht 2 en 3 

(155-156)