Herhalen formuleren paragraaf 1

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Formuleren: zinnen correct begrenzen
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Formuleren: zinnen correct begrenzen

Slide 1 - Diapositive

Formuleren, paragraaf 1 (blz 230)

Slide 2 - Diapositive

Zinnen begrenzen doe je zo:
1. Zet een punt aan het einde van gewone zinnen.
2. Zet een vraagteken na een vraag.
3. Zet een komma tussen twee persoonsvormen
4. Zet een komma voor een verbindingswoord.
5. Zet (meestal) geen komma voor en en of. 

Slide 3 - Diapositive

Zet een komma tussen twee persoonsvormen



Wie als eerste klaar is wint de prijs.

Als jij dat maken kan mag je alvast beginnen.

Omdat Lieke ziek is moet ze morgen de toets maken. 


Slide 4 - Diapositive

Zet een komma voor een verbindingswoord

Vandaag is een mooie dag. De zon schijnt.

Elisabeth kreeg een sticker. Ze had de opdracht goed gemaakt.


Je kunt deze zinnen verbinden met een verbindingswoord. Je zet dan een komma na de eerste mededeling, en dan het verbindingswoord. LET OP: soms loopt de zin niet goed als je die zonder na te denken overneemt.

Slide 5 - Diapositive

Je krijgt dan dus....

Vandaag is een mooie dag, want de zon schijnt.

Elisabeth kreeg een sticker, omdat ze de opdracht goed gemaakt had.


Zet voor deze verbindingswoorden een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra

Zet geen komma voor en en of

Slide 6 - Diapositive

Een verbindingswoord kan ook vooraan in de zin staan
Omdat ze de opdracht goed gemaakt had, kreeg Elisabeth een sticker.

Voordat je naar weg gaat, wil ik dat je je kamer opruimt.

Waarom staat er nu dan een komma in de zin?


Slide 7 - Diapositive

Samenvatting:
1. Een komma tussen twee persoonsvormen.
2. Een komma voor een verbindingswoord.
3. (Meestal) geen komma voor en en of.
4. Een verbindingswoord kan ook vooraan aan de zin staan.

Slide 8 - Diapositive

Maak er één zin van
Kim moet zaterdagochtend vroeg uit bed. Ze zit op voetbal

________________________________________________________________

Bert zijn moeder wordt gek. Hij zit de hele dag te gamen.

________________________________________________________________

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag

Wat? Maken: Opdracht  3 en 4

Je mag zachtjes overleggen met degene naast je als dat nodig is.


We bespreken de opdrachten zo klassikaal.

Klaar?

Begin alvast met opdracht 5 en 6 (huiswerk)

timer
10:00

Slide 10 - Diapositive