5.3 botten

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Wat gaan wij doen?

1e les =Absenties en hw

toets bespreken

Herhalen bs 2

2e les= nieuwe Basisstof  3

afsluiten

BS 3 Botten

Welke botten ken je nog?

Botten

Noem de vier functie
van het skelet

skelet 

Onderdelen benoemen

Basisstof 3: de bouw van botten

Leerdoel: 

Je kunt de kenmerken van bot en kraakbeen noemen en  beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven.

Kraakbeen en bot 

Botten geven stevigheid en bescherming aan je lichaam.

Je skelet is stevig door kraakbeen en bot.

Botten bevatten lijmstof en kalk.

• Kraakbeen kan buigen.
• Bot is hard en stevig en kan niet buigen

 

Kraakbeen vs Botten

Kraakbeen

Botten met veel lijmstof en weinig kalk noemen we kraakbeen.

Lijmstof maakt botten buigzaam.

Kalk maakt botten hard.

In de botten van baby's zit veel kraakbeen. 

Naarmate ze ouder worden wordt kraakbeen vervangen door bot.

Harde en buigzame botten

Harde botten zijn van been. Dat bevat kalk en een beetje lijmstof.

Buigzame botten zijn van kraakbeen. Kraakbeen bevat veel lijmstof en weinig kalk. Buigzame botten breken niet snel.

Het skelet van een baby is buigzaam door veel kraakbeen met lijmstof.

veel lijmstof/ weinig kalk 

weinig botbreuken 

weinig lijmstof / veel kalk

vaker botbreuken

Hoe heet het been
op de afbeelding?

1. schouderblad
2. bovenbeen
3. dijbeen
4. scheenbeen

Hoe heet het been
op de afbeelding?

1. rib
2. heiligbeen
3. wervelkolom
4. borstbeen

Botten bestaan uit kalk en lijmstof. Lijmstof zorgt voor stevigheid.

1. Waar
2. Niet waar

Kraakbeen bevat

1. veel lijmstof weinig kalk
2. veel kalk weinig lijmstof
3. evenveel kalk als lijmstof
4. geen kalk alleen lijmstof

Kraakbeen of been?

1. Kraakbeen
2. Been

Lijmstof lost op in zoutzuur.

1. Juist
2. Onjuist

Wie heeft meer lijmstof, een baby of een bejaarde?

1. Baby
2. Bejaarde

hoe noemen we het botje in je pols dat bij je duim begint?

1. Opperarmbeen
2. Spaakbeen
3. Ellepijp
4. Vingerkootje

Hoe noem je dit bot?

1. Borstkas
2. Rib
3. Borstbeen
4. Borstwervel

Hoe noem je nummer 8?

1. Heupbeen
2. Heup
3. Dijbeen
4. Bekken

Welk nummer geeft je opperarmbeen aan?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 7

Hoe noem je nummer 3?

1. Wervelkolom
2. Halswervel
3. Borstwervel
4. Lendewervel

Hoe noemen we nummer 15?

1. Dijbeen
2. Scheenbeen
3. Kuitbeen
4. Voet

Welk nummer geeft je sleutelbeen aan?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 7

Laatste vraag:
Hoe noem je nummer 4?

1. Wervelkolom
2. Lendewervel
3. Heiligbeen
4. Staartbeen

Aan het werk:

Kader: lezen BS 3 en maken opdrachten: 1, 2, 4,5, 6, 7

Basis: lezen BS 3 en maken opdrachten: 1, 2, 3, 4,