2H, onderdeel ZWW, HWW en KWW

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord
  • ZWW
  • geeft de handeling aan 
  • kan er maar één van zijn
  • staat vaak achterin de zin
  • infinitief of vdw



Hulpwerkwoord
  • HWW
  • helpt een zww
  • kunnen er meer van zijn
  • staat NOOIT alleen in een zin





  • Karel werkt hard.
  • Karel heeft hard gewerkt.
  • Karel kan best hard werken.
  • Karel zal hard moeten werken.

Slide 2 - Diapositive

Het koppelwerkwoord 
  • Een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen (ezelsbruggetje: ZWABBELS+HDV)
  • Het onderwerp is iets (GEEN HANDELING)!
  • Koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een eigenschap of toestand (vaak een znw of bijv. nw.)
  • TIP: je kunt de eerste drie koppelwerkwoorden door elkaar vervangen.

Slide 3 - Diapositive

Kijk volgend filmpje i.v.m. koppelwerkwoord. Daarna volgen enkele vragen hierover.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Welke zijn de 3 koppelwerkwoorden die vaakst gebruikt worden ? Zoals in het filmpje vermeld.

Slide 6 - Question ouverte

Welke zijn de andere 6 koppelwerkwoorden ? Denk aan ZWABBELS-HDV

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Lien

Geef bij de volgende grootgedrukte werkwoorden aan of het ZWW, HWW of KWW is.

Volg hierbij volgend stappenplan.
Dit krijg je ook op papier.

Slide 9 - Diapositive

Parijs IS een prachtige stad.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 10 - Quiz

Mijn ouders ZIJN heel aardig geweest.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 11 - Quiz

Die jongen BLIJKT een taaie.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 12 - Quiz

Op Instagram STAAT een rare foto.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 13 - Quiz

Later WORDT mijn broer tandarts.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 14 - Quiz

Gisteren heb ik een nieuw bed GEKOCHT.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 15 - Quiz

Zij ZOU naar school komen vandaag.

A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 16 - Quiz

Mijn oma heeft de lekkerste appeltaart GEBAKKEN.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 17 - Quiz

Mijn hond is de hele dag lief GEWEEST.


A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 18 - Quiz

Hij WORDT een aardige docent.


A
kww
B
hww
C
zww

Slide 19 - Quiz

Evaluatie : ik kan HWW, ZWW en KWW herkennen.
A
JA
B
ONGEVEER
C
NEE
D
Ik heb extra uitleg nodig

Slide 20 - Quiz