5/2 H3.3 inleiding, slot, tussenkopjes

Lezen
Hoofdstuk 3:   
   - inleiding, slot,
tussenkopjes
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lezen
Hoofdstuk 3:   
   - inleiding, slot,
tussenkopjes

Slide 1 - Diapositive

Werk voor deze les + huiswerk voor leerlingen die niet mogen 
deelnemen aan de les
  • lezen in je leesboek tot ik zeg dat je aan het werk moet.
  • je werkt in STILTE en je mag GEEN VRAGEN STELLEN, NIET PRATEN en OVERLEGGEN.
  • je kijkt voor je
  • je gaat zelfstandig de lesstof doornemen en aan het wek
KLAAR = IN STILTE LEZEM

Pak je VIP en noteer:
Online: Hoofdstuk 3, § 3.3 Lezen, opdracht 1 t/m 13
Wat niet af is = huiswerk




Slide 2 - Diapositive

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie - werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kun je benoemen wat een inleiding, slot en tussenkopjes zijn;
  • kun je de functie van  inleiding, slot en tussenkopjes benoemen;
  • kun je benoemen  wat subjectieve informatie is en hoe je dat kunt herkennen;
  • heb je geoefend met  inleiding,, slot en tussenkopjes.

Blauw = kennis = kennen = leren
Oranje = kunnen = oefenen met de kennis


Slide 4 - Diapositive

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Twee raadsels

Slide 5 - Diapositive

Wanneer noemen we het cijfer 2 geen 2 maar 10?

Slide 6 - Diapositive

Wanneer noemen we het cijfer 2 geen 2 maar 10?

Slide 7 - Question ouverte

Hoeveel kanten heeft een bal?

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel kanten heeft een bal?

Slide 9 - Question ouverte

Lesstof Lezen 3

Slide 10 - Diapositive

Wat is een betoog? Een betoog is een ...
A
Tekst waarin een bepaald standpunt wordt verdedigd met behulp van argumenten.
B
Tekst waarin iemand je probeert te overtuigen om iets te doen.
C
Tekst waarin iemand reclame maakt voor een bepaald product.
D
Tekst waarin verschillende meningen met elkaar vergeleken worden.

Slide 11 - Quiz

Betoog
Schrijver geeft zijn mening met argumenten
Lezer overtuigen 

Voorbeelden van betogen zijn: ingezonden brief, boekbespreking, filmrecensie.

Veel betogen hebben een driedeling:
• inleiding: de schrijver formuleert zijn mening (standpunt/stelling)
• kern: hij geeft argumenten voor zijn mening ( 3 argumenten voor,  1tegenargument, met weerlegging - allemaal met onderbouwing
• slot: hij trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen + herhaling standpunt/stelling -->> geen nieuwe informatie

Slide 12 - Diapositive

Handbal is een vermoeiende sport.
Bij handbal is het rechthoekige speelveld 40 meter lang en 20 meter breed.
... , want je moet minstens drie sets lang springen en heen en weer rennen.
Mening
Feit
Argument

Slide 13 - Question de remorquage

Waar
Niet waar
Feiten en argumenten zijn hetzelfde.



Een feit kun je bewijzen of controleren.

Een schrijver kan feiten gebruiken om zijn mening te ondersteunen.

Een schrijver geeft altijd argumenten bij zijn mening.  

Slide 14 - Question de remorquage

Subjectief
A
gebaseerd op feiten
B
gebaseerd op de toelichting
C
gebaseerd op wat er in de tekst staat
D
gebaseerd op jouw mening of persoonlijke voorkeur

Slide 15 - Quiz

Mening

- oordeel of gevoel
- je kunt het ermee eens zijn of niet
- kun je over discussiëren


- Subjectieve argumenten
(Sentimenteel = met emotie)
Feiten

- te controleren
- het kan juist zijn of onjuist
- kun je niet over discussiëren


- Objectieve argumenten
(Ongevoelig = emotieloos)

Slide 16 - Diapositive


      Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 17 - Quiz

Argument (reden)

  • De redenen waarom iemand iets vindt
  • Verduidelijken een mening
  • Herken je aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers
  • subjectief (het is koud buiten --> kun je het mee eens zijn of niet)
  • objectief (het is vandaag zonnig buiten --> kun je controleren, kan juist of onjuist zijn)
  • objectief = sterker


Voorbeeld argument met onderbouwing
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument - feit).

Slide 18 - Diapositive

Nieuwe lesstof

Slide 19 - Diapositive

Wat weet je al en wat weet je samen?

Slide 20 - Diapositive

Groepsopdracht
Voorwaarde: 
- iedereen zoekt informatie op
- je bent met elkaar in gesprek over de opgezochte lesstof
- je maakt samen een samenvatting van de opgezochte lesstof --> iedereen schrijft het op 
- een iemand maakt een foto en load deze in de volgende dia up.
- vul tijdens de instructie jouw  samenvatting aan met aantekeningen (in afkortingen)

Opdracht: 
1. Wat is de functie van de inleiding in een tekst? 
2. Wat kan de schrijver in de inleiding doen?  
3. Wat is de functie van het slot in een tekst? 
4. Wat kan de schrijver in het slot doen?  En wat mag er absoluut niet in het slot staan?

Slide 21 - Diapositive

Maak een foto van jullie samenvatting

Slide 22 - Question ouverte

Nieuwe lesstof
Vul je samenvatting aan met aantekeningen;
- gebruik afkortingen die je zelf kan herkennen
- gebruik cijfers als getallen (dus niet uitschrijven)
- spelling doet er nu even niet toe
- gebruik pijlen om verbanden aan te geven
- werk het thuis netjes uit

Slide 23 - Diapositive

Functies inleiding 
Een inleiding is allereerst bedoeld om aandacht te trekken, zodat de lezer ook de rest van de tekst gaat lezen.
Andere functies die een inleiding kan hebben:• het onderwerp noemen;
• de aanleiding noemen, aangeven waarom de tekst is geschreven;
• een vraag stellen, die later in de tekst wordt beantwoord;
• de mening geven, die later in de tekst beargumenteerd wordt; --> betogende tekst!



Slide 24 - Diapositive

Wat is de functie van de inleiding?
(welk doel heeft een inleiding)
A
Onderwerp duidelijk maken en de aandacht van de lezer trekken door een verhaaltje.
B
Samenvatting geven van de tekst.
C
Deelonderwerpen bespreken.
D
Een conclusie geven

Slide 25 - Quiz

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Wat is GEEN functie van een inleiding?
A
onderwerp aangeven
B
voorbeeld geven
C
vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 26 - Quiz

Functies slot
Een slot kan verschillende functies hebben:
• een conclusie 
• een samenvatting van de inhoud geven
• een advies geven 
• een waarschuwing geven
• de vraag uit de inleiding beantwoorden (op basis van de alinea's uit het middenstuk)

--> een slot rond de tekst af 
--> er staat NOOIT nieuwe informatie in het slot!

Voorbeelden signaalwoorden slot: dus, kortom, al met al, samenvatten kan worden gesteld dat...


Slide 27 - Diapositive

Noteer twee functies die bij het slot horen.

Slide 28 - Question ouverte

Tussenkopjes

- Verhoogt de leesbaarheid van langere teksten.
- Helpt je het deelonderwerp of onderwerpen te bepalen.

• Een tussenkopje kan het deelonderwerp noemen van een of meer alinea’s.
Bijvoorbeeld: voordelen fietshelm. --> meerdere alinea's, elk over een voordeel

• Een tussenkopje kan ook belangrijke informatie noemen over een deelonderwerp.
Bijvoorbeeld: (over de fietshelm) comfortabel en veilig. = het deelonderwerp van die alinea


Slide 29 - Diapositive

Wat staat er onder de tussenkopjes?
A
Nieuwe informatie
B
Deelonderwerpen
C
Deelkopjes
D
Een nieuw onderwerp

Slide 30 - Quiz

Werk voor deze les + huiswerk:
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
Online: Hoofdstuk 3, § 3.3 Lezen, opdracht 7 t/m 13
+ geresette opdracht 2 t/m 6

Wat niet af is = huiswerk




Slide 31 - Diapositive

Woordraadstrategieën

- synoniem --> exact - precies
- omschrijving/definitie curriculum - het leerplan van een vak of school
- voorbeeld domeinen Nederlands, zoals schrijven, lezen, taalbeschouwing, mondeling
- tegenstelling - pro-actief, bedenkt alvast wat hij kan doen
- bekend woorddeel - woord-raad-strategie --> raden op basis van bekende woorddelen
Woord: groep van spraakklanken met een eigen betekenis
Raad: op goed geluk (het juiste) antwoord geven op een vraag; gissen 
Strategie: plan van handelen

(- afbeelding)
(- woordenboek)

Hoe? --> lees een stukje verder (of lees een stukje terug)

Slide 32 - Diapositive

a Welke omschrijving vind je in alinea 2 voor impulsaankopen (tussenkopje alinea 2)?
Woordraardstrategie: uitleg - het woord wordt uitgelegd in een zin.

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

b Hoe kun je uit alinea 3 afleiden wat erbarmelijk (eerste zin alinea 3) betekent?
Noteer ook de betekenis van het woord (raden op basis van de voorbeelden).
Woordraadstrategie: voorbeeld - er staan voorbeelden in de zin

Slide 35 - Question ouverte

De voorbeelden uit de rest van alinea 3 laten zien dat het om bijzonder slechte omstandigheden gaat.
Erbarmelijk = heel zielig, heel erg slecht

Slide 36 - Diapositive

c Wat betekent gesocialiseerd (alinea 3)?
Woordraadstrategie: bekend woorddeel:
Kijk naar een woorddeel wat je misschien wel al kent of het tegenovergestelde van dat woorddeel.


Slide 37 - Question ouverte

d Zoek op wat malafide (tussenkopje alinea 3) betekent.
Woordraadstrategie: woordenboek - zoek de betekenis van het woord op in een woordenboek

Slide 38 - Question ouverte

e Wat is een petitie (alinea 5)? Leid het af uit alinea 4 Woordraadstrategie: bekend woorddeel:
Afleiden uit de context

Slide 39 - Question ouverte

Petitie = verzoek (aan iemand met macht)

Slide 40 - Diapositive

f Zeg anders: groot maatschappelijk draagvlak (alinea 5).
Afleiden uit de context

Slide 41 - Question ouverte

Slide 42 - Diapositive

Werk voor deze les + huiswerk :
    Pak je VIP en noteer:
    Online: Hoofdstuk 3, § 3.3 Lezen, opdracht 8 t/m 13
    + geresette opdracht 2 t/m 6

    Klaar = in stilte lezen
    Wat niet af is = huiswerk




    Slide 43 - Diapositive

    Lesdoel

    Aan het einde van deze les:

    • kun je benoemen wat een inleiding, slot en tussenkopjes zijn;
    • kun je de functie van  inleiding, slot en tussenkopjes benoemen;
    • kun je benoemen  wat subjectieve informatie is en hoe je dat kunt herkennen;
    • heb je geoefend met  inleiding,, slot en tussenkopjes.

    Blauw = kennis = kennen = leren
    Oranje = kunnen = oefenen met de kennis


    Slide 44 - Diapositive

    verhaaltje
    conclusie
    vraag
    samenvatting
    advies
    onderwerp
    Inleiding 
    Inleiding
    Inleiding
    Slot
    Slot
    Slot

    Slide 45 - Question de remorquage

    Ik kan benoemen wat benoemen wat feit, mening, argument, betoog en subjectieve informatie is en hoe je dit kan herkennen.

    😒🙁😐🙂😃

    Slide 46 - Sondage

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 47 - Question ouverte

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 48 - Question ouverte