Herhaling klas 2 hoofdstuk 1

• ne
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Herhaling klas 2 hoofdstuk 1

Wat kom je over een hoofdpersoon te weten?

Over een hoofdpersoon kom je te weten:

• wat hij denkt
• wat hij voelt
• wat zijn karaktereigenschappen zijn
• hoe hij eruit ziet
• waar hij woont
• hoe hij woont
• met wie hij woont

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
echter

1. uitleggend
2. opsommend
3. tegenstellend
4. concluderend

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
hieruit volgt

1. uitleggend
2. opsommend
3. tegenstellend
4. concluderend

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
daarom

1. uitleggend
2. opsommend
3. tegenstellend
4. redengevend

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
bovendien

1. uitleggend
2. opsommend
3. tegenstellend
4. redengevend

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
daarna

1. tijdsvolgorde
2. opsommend
3. tegenstellend
4. redengevend

Bij welk tekstverband hoort het volgende signaalwoord:
maar

1. tijdsvolgorde
2. opsommend
3. tegenstellend
4. redengevend

Een schrijver schrijft een tekst met een bepaald doel. Noem ze alle vier.

Wat is de betekenis van verschalken?

1. veroorzaken
2. de oorzaak zijn van zijn dood of vernietiging
3. vangen, beetnemen
4. betalen

Wat betekent 'het wel een wee'?

Waar zie je hier een grondwoord?

1. ongeluk
2. aardig
3. humor
4. schoonheid

Welke van de volgende woorden hebben een voorvoegsel?

1. illegaal
2. onaardig
3. vriendin
4. aardig

Welke van de volgende woorden hebben een achtervoegsel?

1. geluid
2. asociaal
3. huisje
4. schoonheid

Hij zwaait opa en oma uit.

opa en oma =

1. O
2. MV
3. LV
4. BWB

Hij bracht de koala naar het bos terug.

WG=

1. bracht
2. de koala
3. bracht terug
4. het bos

In Australië heeft een forse slang een krokodil weten te verslaan.
LV=

1. een forse slang
2. een krokodil
3. in Australië
4. heeft weten te verslaan

De uitgeputte krokodil moest zich ten slotte overgeven.
WG=

Moeder ... een horloge op straat
(vinden t.t.)

1. vindt
2. vond
3. vind
4. vondt

... jij voor het eten?
(bidden t.t.)

1. bidt
2. Bidt
3. Bid
4. bid

Het vliegtuig ... op Schiphol.
(landen t.t.)

1. Landt
2. landt
3. land
4. landde

Wanneer gebruik je de komma?

Wanneer gebruik aanhalingstekens?

Wat is een synoniem van
studeren?

1. blokken
2. een opleiding doen
3. leren
4. een studie doen

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.
wat is er met bram aan de hand

wie is eigenlijk jouw vader vroeg ik aan renske

ach houd toch je kop

Jullie hebben je vast wel eens enorm vergist.
WG=

1. hebben
2. hebben vergist
3. hebben je vergist
4. vergist

Hij zou zich onvoorstelbaar moeten schamen.
WG=

1. zou moeten schamen
2. moeten schamen
3. zou zich moeten schamen
4. zou zich schamen

Welke informatie vind je in een woordenboek?

In een woordenboek vind je:

• de betekenis van woorden, afkortingen, spreekwoorden en uitdrukkingen
• de spelling, de uitspraak, de klemtoon en de lettergrepen van de woorden
• voorbeeldzinnen
• grammaticale informatie: het meervoud van ZN, woordgeslacht van ZN, VT en VD van werkwoorden

Vragen voor de repetitie?