Oefentoets - terugblik

Terugkijken oefentoets
MHU, 2022
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Terugkijken oefentoets
MHU, 2022

Slide 1 - Diapositive

Wat we gaan doen
1. Oefentoets kort nabespreken
2. Waar ging het mis en waarom?
3. Hoe moet je antwoorden?

Slide 2 - Diapositive

Oefentoets
Spelling en grammatica ging vaak goed.

Daar fouten? Dat beter leren.

Slide 3 - Diapositive

Lezen
Lastig onderdeel
Slordig antwoorden
Slordig lezen

Slide 4 - Diapositive

Wat te doen?
Lees de vraag goed
Zoek het antwoord op in de tekst
Wat is een logisch antwoord?
Schrijf het op
Is het antwoord zo ook logisch voor de lezer?

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld:
Welke twee verschillen zijn er tussen het vervoer per trekschuit en postkoets en het vervoer per trein? (al. 1 en 2)

Slide 6 - Diapositive

Antwoorden (anoniem):
'de trekschuit en de postkoets word vooruit getrokken en het gaat veel langzamer.'
'de postkoets gaat 5km sneller per uur'
'ze hadden allemaal een andere snelheid en sommige konden goederen vervoeren en mensen'
'het gaat sneller en er kunnen meer mensen mee'

Slide 7 - Diapositive

Hoe moet het wel?

Slide 8 - Diapositive

Hoe moet het wel?
- Bij een verschil noem je de eigenschap bij allebei de voorbeelden.
- Die eigenschap maakt het verschil.

Slide 9 - Diapositive

Dus:
(1) Bij het vervoer per trekschuit en postkoets werd er gebruikgemaakt van paardenkracht en bij het vervoer per trein maakte men gebruik van stoomkracht.

(2) Het vervoer per trekschuit en postkoets ging met 7 of 14 kilometer per uur en de trein reed 38 kilometer per uur. / De postkoets en de trekschuit gingen veel langzamer dan de trein

Slide 10 - Diapositive

Vraag:
Is de volgende uitspraak waar of niet waar? Baseer je antwoord op alinea 5 en leg je antwoord uit.

'De trein heeft invloed gehad op het gelijktrekken van de tijd in heel Nederland.'

Slide 11 - Diapositive

Antwoorden:
'ja'
'waar'
'ja want in den haag was er een andere tijd dan in zwolle'
'Waar, want de wijzers van de kerktorens stonden allemaal gelijk met de andere kerktorens in Nederland'

Wat wordt er bedoeld?

Slide 12 - Diapositive

Dus:
Veel antwoorden zijn niet logisch (genoeg).
Uitleg levert ook punten op.

Schrijf een logisch antwoord. Vraag jezelf af of het klopt.

Slide 13 - Diapositive

Verder
Hoofdletters, punten, komma's, op de juiste plek!
Schrijf duidelijk/netjes!

Slide 14 - Diapositive