Grammatica zinsdelen - H.1 Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp

Grammatica zinsdelen - H.1
Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen - H.1
Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp

Slide 1 - Diapositive

Test!

We beginnen met een testje om je startniveau te bepalen:




timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen

- Ik kan een zin in zinsdelen verdelen
- Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden
- Ik kan het onderwerp van een zin vinden

Slide 3 - Diapositive

Zinsdelen

Zinnen bestaan uit zinsdelen: 
één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen.

Je kunt een zinsdeel meestal vooraan in de zin plaatsen: voor de persoonsvorm.


Gisteren kocht ik bij de bakker een overheerlijk broodje kaas.

Mijn buurman schildert de buitenkant van het huis met witte verf.

Slide 4 - Diapositive

Gisteren kocht ik bij de bakker een overheerlijk broodje kaas.

Ik kocht gisteren bij de bakker een overheerlijk broodje kaas.

Bij de bakker kocht ik gisteren een overheerlijk broodje kaas.

Een overheerlijk broodje kaas kocht ik gisteren bij de bakker.


Gisteren / kocht / ik / bij de bakker / een overheerlijk broodje kaas.

Slide 5 - Diapositive

Mijn buurman schildert de buitenkant van het huis met witte verf.

De buitenkant van het huis schildert mijn buurman met witte verf.

Met witte verf schildert mijn buurman de buitenkant van het huis.



Mijn buurman / schildert / de buitenkant van het huis / met witte verf.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm?

1. De zon schijnt vandaag uitbundig.
2. Ik moet iedere dag van de week naar school.
3. Wij hebben gisteren onze vrienden uitgenodigd.
4. Mijn vriendin heeft me gisteren keihard uitgelachen.
5. Ik ben gestruikeld over het hekje.
6. Ik had het moeten weten.
7. Gelukkig heb ik daarna wraak kunnen nemen.


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Onderwerp?


1. Mijn zus gaat emigreren naar Zweden.
2. Op donderdag is het restaurant gesloten.
3. In de nieuwe speeltuin kunnen de kinderen 
naar hartenlust spelen.
4. De boze leerling werd voor de zoveelste keer de klas uitgestuurd.
5. Een keer in de maand gaan alle honden en katten naar de trimsalon.




Slide 10 - Diapositive

Het onderwerp en de persoonsvorm zijn met elkaar verbonden; ze vormen een team.

Als een van de twee van aantal verandert, verandert de ander mee:

De jongen zingt een lied / De jongens zingen een lied.
Ik loop in het bos / Wij lopen in het bos.
Jullie drinken koffie / Jij drinkt koffie.

Slide 11 - Diapositive

Verdeel de volgende zinnen in zinsdelen.
Als je klaar bent, ga je het onderwerp onderstrepen.

1. Joris heeft gisteren een boek over vliegende draken gekocht.
2. In de snackbar van mijn tante verkopen ze milkshakes.
3. Mijn vriendinnen en ik hebben gisteren de nieuwe film van Robert de Niro bekeken.
4. De buurvrouw van mijn moeder kreeg gisteren een nieuwe auto met open dak en geblindeerde ramen van haar rijke echtgenoot.
5. Voor het eerst in jaren zijn in Nederland wilde 
otters geboren met behulp van een fokprogramma. 
timer
10:00

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden

1. Joris / heeft / gisteren / een boek over vliegende draken / gekocht.

2. In de snackbar van mijn tante / verkopen / ze / milkshakes.

3. Mijn vriendinnen en ik / hebben / gisteren / de nieuwe film van Robert de Niro /  bekeken.

4. De buurvrouw van mijn moeder / kreeg / gisteren / een nieuwe auto met open dak en geblindeerde ramen / van haar rijke echtgenoot.

5. Voor het eerst in jaren / zijn / in Nederland / wilde otters / geboren / met behulp van een fokprogramma. 

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag!

Maak online:

H.1 Grammatica zinsdelen
Oefening 1, 2, 3

Slide 14 - Diapositive