Week 47

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Écouter
- We beginnen met de luisteropdracht van 'le bilan' in het werkboek. Pak p. 43 WB erbij. We beluisteren het twee keer.

- Klaar? Zet tafels uit elkaar, alles van de tafel af behalve een pen en typex, dan beginnen we met het echte luisterfragment. Je hoort het twee keer. Blijf rustig en luister goed. 
Bonne chance! :) 

Slide 2 - Diapositive

Hoe ging de proefwerkweek?
A
Het ging over het algemeen goed.
B
Het ging redelijk.
C
Het ging niet goed.
D
Erg slecht..

Slide 3 - Quiz

Qu'est-ce qu'on va faire?
* Introduction chapitre 2
* Bloc A: écouter
* Bloc C: la grammaire
* Au travail
* Vocabulaire A 

2B: SO 17 december - 2E: SO 9 december

Slide 4 - Diapositive

Introduction
Chapitre 2: Ne t'inquiète pas!
Vertaling?

Le thème de ce chapitre
page 22 TB
-> faites ex. 1 et 2 (p.48/49 WB)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wat is de Nederlandse naam van de stad Lille?
A
Antwerpen
B
Rijsel
C
Luik
D
Duinkerken

Slide 7 - Quiz

Bloc A: écouter
TB: page 24
WB: page 50

D'abord, on fait ex. 4a.
Après, on écoute le fragment et on fait ex. 4bc.

Slide 8 - Diapositive

Bloc C
Prenez votre cahier + votre stylo et faites les notes svp!

Titre: Poser une question / Vragen stellen

Slide 9 - Diapositive

Bloc C
Zonder vraagwoord
  1. Gewone zin met vraagteken erachter.
  2. Est-ce que + gewone zin + ?
  3. Omkering van onderwerp en persoonsvorm (inversie) + ?
_________________________________________________________________
Voorbeeld: Tu es amoureux.
De docent zal deze zin nu op 3 manieren vragend maken.

Slide 10 - Diapositive

Bloc C
Let op!
Il a une bonne note.
Als je deze zin vragend wil maken door inversie, dan krijg je dit:
A-il une bonne note?

A-il wordt A-t-il. 
Er komt een t tussen omdat er anders klinkerbotsing is en zodat de Fransen het sneller uit kunnen spreken. Hetzelfde geldt ook bij elle. 

Slide 11 - Diapositive

Maak de zin vragend op 3 manieren:
Pien est le professeur.

Slide 12 - Question ouverte

Bloc C
Met vraagwoord
Vraagwoord = où, quand, comment, combien, pourquoi, qui, qu'est-ce que (zie p. 26 TB voor de vraagwoorden die je moet kennen dit hoofdstuk!)

- vraagwoord + est-ce-que + gewone zin + ?
- gewone zin + vraagwoord + ?
- vraagwoord + gewone zin + ?
- vraagwoord + inversie + ? 

Slide 13 - Diapositive

Bloc C
Voorbeeld:
Tu es végétarien. (Jij bent vegetarisch).
Jij wilt weten waarom diegene vegetarisch is.

- Pourquoi est-ce que tu es végétarien?
- Tu es végétarien pourquoi?
- Pourquoi tu es végétarien?
- Pourquoi es-tu végétarien? 


Slide 14 - Diapositive

Au travail!
* Faites ex. 6 (p. 51 WB), 7, 13cd et 14 (let op: ook p. 58!)
* Temps: 15 minutes
* Travail individuel ou à deux
* Questions? Posez-les!
* Prêt? Corrigez svp!
* Après on discute vocabulaire A.


timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

Vocabulaire A (p. 84 WB)
Lisez les mots. Questions?

Vervoeg:
1. Ik ben fit.
2. Hij heeft honger.
3. Wij hebben gesport.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive