10. 8a Blok 1 - week 3 - les 2 rente en BTW


1 / 31
suivant
Slide 1: Question ouverte
RekenenBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon


Slide 1 - Question ouverte


Slide 2 - Question ouverte

reken uit!

Slide 3 - Diapositive

Samen

Slide 4 - Diapositive

Warming up:
10% van € 800,- = €.......

Slide 5 - Question ouverte


Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Een computer kost € 500,-
Ik krijg 30% korting.
Wat moet ik betalen?
A
€ 200,-
B
€ 250,-
C
€ 300,-
D
€ 350,-

Slide 8 - Quiz

Wat is de 1% regel?

Slide 9 - Question ouverte


A
groter
B
kleiner
C
duurder
D
goedkoper

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Een computer kost € 400,-
De prijs wordt met 6% verhoogd.
Wat moet ik betalen?
A
€ 404,-
B
€ 424,-
C
€ 406,-
D
€ 430,-

Slide 12 - Quiz


Slide 13 - Question ouverte

lesdoel

Ik kan berekeningen maken met rente, prijsverhoging en BTW.
Ik ken de 1% en de 10% regel.


BTW
Belasting Toegevoegde Waarde
Omzetbelasting

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

BTW en RENTE
Als je iets koopt, is een deel van de prijs omzetbelasting. Dit deel moet de verkoper afdragen aan de belastingdienst. Die betaalt met dat geld allerlei zaken die voor ons allemaal belangrijk zijn. Bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe wegen.

Als je geld leent moet je rente betalen. Dat betekent dat je meer terug moet betalen dan

Slide 16 - Diapositive

Waarom denk jij dat we BTW betalen ?

Slide 17 - Question ouverte

Exclusief 21% BTW
Inclusief 6% BTW

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Een scooter kost € 2.000,- exclusief 21% BTW. Inclusief BTW betaal je € 2.021,-
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Wat betekent exclusief BTW

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

€ 4000,- exclusief 21% BTW
Wat moet ik betalen? We gebruiken de 1% regel.




1. Deel het bedrag door 100. Dus € 4000 : 100 =  € 40

2. Vermenigvuldig dat bedrag met 21. Dus € 40 x 21 = € 840

3. Tel dit bedrag op bij de € 4000. Dus € 4000 + € 840 = € 4840

Slide 23 - Diapositive

Wij samen
  • Ik reken uit hoeveel euro 6% is.
  • Ik tel het aantal Euro's op bij de prijs.
  • Nu weet ik de prijs, inclusief BTW.
De prijs van deze taart is
€ 250,- exlusief 6 % BTW.
  Wat moet ik betalen?

Slide 24 - Diapositive

Jullie
  • Ik reken uit hoeveel euro 6% is.
  • Ik tel het aantal Euro's op bij de prijs.
  • Nu weet ik wat ik moet betalen.
De prijs van deze fiets is
€ 1200,- .

De prijs wordt verhoogd met 6%. Wat moet ik betalen?

Slide 25 - Diapositive

Jij
De prijs van deze oldtimer is € 5500,- .
De prijs wordt verhoogd met 3%. Wat moet ik betalen?

Slide 26 - Diapositive


Slide 27 - Question ouverte

Vragen
  • Wat is de 10% regel
  • Wat is de 1% regel
  • Waarom betalen wij BTW
  • Wanneer betaal je rente?
Denk eraan:
gebruik een verhoudingstabel als je het moeilijk vindt.

Slide 28 - Diapositive


Slide 29 - Question ouverte

aan het werk
8A Blok 1- week 3 - les 2.

Begin bij Opgave 2
maak alle opgaven
daarna 10 x plussen

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien