Herhaling rekenen met procenten

Rekenen met procenten en rekenen van weken naar maanden (en van maanden naar weken)
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Rekenen met procenten en rekenen van weken naar maanden (en van maanden naar weken)

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Rekenen met procenten
  • Van procenten naar euro’s rekenen
  • Van euro’s naar procenten rekenen


Slide 2 - Diapositive

Van procenten naar euro’s rekenen
  • Je rekent uit met hoeveel euro iets is gestegen

  • Dus je krijgt bijvoorbeeld de vraag:

  • Jack verkoopt vis voor 1,20. Hij wil de prijs van zijn vis met 15% verhogen. Met hoeveel euro wordt de vis duurder



Slide 3 - Diapositive

Jack verkoopt vis voor 1,20. Hij wil de prijs van zijn vis met 15% verhogen. Met hoeveel euro wordt de vis duurder

Slide 4 - Question ouverte

Van procenten naar euro’s rekenen
  • Formule= Bedrag : 100 x 15%=
  • Jack verkoopt vis voor 1,20. Hij wil de prijs van zijn vis met 15% verhogen. Met hoeveel euro wordt de vis duurder.
  • De bovenstaande voorbeeld vraag reken je op deze manier uit:
  •  €1,20 : 100 x 15%= €0,18
  • Dus de prijs van de vis gaat met €0,18 omhoog, want €0,18 is 15% van €1,20

Slide 5 - Diapositive

Van euro’s naar procenten rekenen
  • Je rekent uit hoeveel procent een bedrag tegenover een ander bedrag is.
  • Dus je krijgt bijvoorbeeld de vraag:
  • Merlijn verkoopt auto’s. Merlijn besluit zijn nieuwste auto’s €800,00 duurder te maken. Voor de prijsstijging verkocht hij zijn auto’s voor €24.800,00. Met hoeveel procent zijn de auto’s van Merlijn duurder geworden.



Slide 6 - Diapositive

Merlijn verkoopt auto’s. Merlijn besluit zijn nieuwste auto’s €800,00 duurder te maken. Voor de prijsstijging verkocht hij zijn auto’s voor €24.800,00. Met hoeveel procent zijn de auto’s van Merlijn duurder geworden.

Slide 7 - Question ouverte

Van euro’s naar procenten rekenen
  • Formule: Deel : Het geheel x 100  
  • Merlijn verkoopt auto’s. Merlijn besluit zijn auto’s €800,00 duurder te maken. Voor de prijsstijging verkocht hij zijn auto’s voor €24.800,00. Met hoeveel procent heeft Merlijn zijn auto’s duurder gemaakt.
  • De bovenstaande voorbeeldvraag reken je op deze manier uit:
  • €800 : €24.800 x 100= 3,2%
  • Dus de auto’s van Merlijn zijn 3,2% duurder geworden. €800 van €24.800 is namelijk 3,2%

Slide 8 - Diapositive

Berekenen hoeveel procent iets meer of minder is geworden 
  • Je rekent uit met hoeveel procent iets duurder is geworden, maar let op er staat nog niet bij met hoeveel euro iets is gestegen of gedaald.
  • Je krijgt bijvoorbeeld de volgende vraag:
  • In 2018 kon je voor €1,60 een liter benzine kopen. In 2019 betaal je €1,64 voor een liter benzine. Met hoeveel procent is de benzine prijs gestegen?



Slide 9 - Diapositive

In 2018 kon je voor €1,60 een liter benzine kopen. In 2019 betaal je €1,64 voor een liter benzine. Met hoeveel procent is de benzine prijs gestegen?

Slide 10 - Question ouverte

Berekenen hoeveel procent iets meer of minder is geworden
  • Formule=(Nieuw - oud) : oudx 100
  • In 2018 kon je voor €1,60 een liter benzine kopen. In 2019 betaal je €1,64 voor een liter benzine. Met hoeveel procent is de benzine prijs gestegen?
  • De bovenstaande voorbeeld vraag reken je op deze manier uit:
  • €1,64 - €1,60= €0,04
  • €0,04 : €1,60 x100 = 2,5%
  • De benzineprijs is dus in een jaar tijd met 2,5% gestegen. Dit is het geval, want de benzine werd €0,4 duurder en €0,04 is 2,5% van €1,60.

Slide 11 - Diapositive

Maak alle omcirkelde opgaven van het opgavenblad 

Slide 12 - Diapositive