Present perfect and used to

Welcome
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welcome

Slide 1 - Diapositive

Today:
-Check exercises 3 and 4 
-Explanation grammar (present perfect and used to)
-Stones

Slide 2 - Diapositive

Present perfect 
Maken:  Have/has + Voltooid deelwoord
                                        (ww + ed, of 3e onregelmatige werkwoorden)

Gebruiken:
1. Iets dat in het verleden is begonnen en doorgaat in de toekomst:
     > They have been married for 10 years.
2. Praten over ervaring uit het verleden tot nu toe: 
     > Marc has seen that Film twice before. 
3. Iets dat in het verleden is gebeurt en belangrijk is voor het heden:     
     > I can enter my house because I have lost my keys. 


Slide 3 - Diapositive

Voorbeelden
1. They have been married for 10 years.
2. Terrence has lived in Eindhoven all his life. 
3. Last week was the best week I have ever had.
4. I have never met that woman before. 

Slide 4 - Diapositive

Past Simple of Present Perfect?
Welke van de twee gebruik je wanneer? 

1. I have known Julie for ten years.
2. I knew Julie ten years 

3. I can't enter my house, I have lost my keys.
4. I lost my keys yesterday, it was terrible!

5. I have seen John this week.
6. I saw John last week. 

Slide 5 - Diapositive

Present Perfect
1. Iets dat in het verleden is begonnen en doorgaat in de toekomst:
     > They have been married for 10 years.

2. Praten over ervaring uit het verleden tot nu toe:
     > Marc has seen that Film twice before.

3. Iets dat in het verleden is gebeurt en belangrijk is voor het heden:
     > I can enter my house because I have lost              my keys. 
Past Simple
1. Iets dat in het verleden afgelopen of afrond is.
   > They were married 10 years before they                  separated. 

2.  Praten over ervaring uit het verleden die niet meer zal voorkomen:
    > I got expelled twice during high school. 

3. Afgeronde actie/gebeurtenis in het verleden:
   > I lost my keys yesterdat, it was terrible! 

Slide 6 - Diapositive

Handy tips:

Makkelijkste manier om te controleren is jezelf de vraag te stellen: Is de actie (het werkwoord) volledig afgrond in het verleden?        Ja: Past Simple     Nee: Present Perfect

Ezelsbruggetje:  Fyne jas he. 
For, yet, never, ever, just, already, since, how. 
Keywords voor the Present Perfect. 

Slide 7 - Diapositive

'Used to'

Slide 8 - Diapositive

Used to
Je gebruikt used to + hele ww om te zegen:
  • dat iets in het verleden vaak gebeurde, maar nu niet meer
  • dat iets in het verleden zo was, maar nu niet meer

vb. I used to study English in Utrecht.
She used to bite her nails, but now she chews on her hair.

Slide 9 - Diapositive

Try it yourself
Do exercises 12 up to and including 15 
timer
15:00

Slide 10 - Diapositive