9.1 Wat is Criminaliteit

Maatschappijleer 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Maatschappijleer 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Lien

Asociaal of ook strafbaar
Asociaal gedrag 
Je houdt geen rekening met anderen.

Strafbaar gedrag
Als je de wetsregels overtreedt. Je pleegt dan een delict.

Slide 4 - Diapositive

Overtreding of misdrijf
Overtredingen:
  • Minder ernstige strafbare feiten.
  • Worden meestal met een boete afgedaan.
Bijvoorbeeld: door rood rijden, vissen zonder vispas, zwartrijden, wildplassen.


Misdrijven:
  • Ernstige strafbare feiten.
  • Er is altijd een officier van justitie bij betrokken.
Bijvoorbeeld: rijden onder invloed, mishandeling, drugshandel, diefstal, moord.

Slide 5 - Diapositive

Opgepakt voor een misdrijf?

Wanneer je voor een misdrijf wordt opgepakt, horen daar zwaardere maatregelen bij:
  • Je wordt door de politie verhoord en moet misschien voor   langere tijd op het bureau blijven.
  • Er gelden bij veroordeling zwaardere straffen.
  • Als je ouder bent dan 12 jaar krijg je een strafblad.

Slide 6 - Diapositive

Wanneer ben je een crimineel?

Niet iedereen die een overtreding begaat, is meteen crimineel. Meestal noem je iemand crimineel wanneer er sprake is van een misdrijf.

Criminaliteit
Alle misdrijven zoals die in de wet staan.

Slide 7 - Diapositive

Afhankelijk van tijd en plaats

Wat wel of niet strafbaar is, verschilt per tijd en plaats (plaatsgebonden). 

Het Wetboek van Strafrecht wordt daarom af en toe aangepast aan de nieuwe tijd en
nieuwe wensen. 

Slide 8 - Diapositive

Wat is het voordeel van Bureau Halt?
A
Je komt er gemakkelijk vanaf
B
Je ouders hoeven het niet te weten
C
Je krijgt geen strafblad
D
Je krijgt geen straf

Slide 9 - Quiz

Wat betekent de afkorting HALT?

Slide 10 - Question ouverte

De immateriële schade valt niet te berekenen.
Immateriële betekent.........

A
schade aan spullen, goederen, e.d.
B
geestelijke
C
economische

Slide 11 - Quiz

Noem 3 oorzaken van criminaliteit

Slide 12 - Question ouverte

Wat is een overtreding?
A
Doorlopen waar een bord “verboden toegang” staat.
B
Een fiets stelen.
C
Een schuurtje openbreken.
D
Iemand een klap geven.

Slide 13 - Quiz

Wat is een overtreding?
A
Doorlopen waar een bord “verboden toegang” staat.
B
Een fiets stelen.
C
Een schuurtje openbreken.
D
Iemand een klap geven.

Slide 14 - Quiz

In sommige landen is actievoeren een misdrijf.
Waarom is in Nederland actievoeren geen misdrijf?

Het is geen misdrijf, omdat we in een
A
democratie leven waarin we geen grondrechten hebben.
B
democratie leven waarin we grondrechten hebben.
C
dictatuur leven waarin we geen grondrechten hebben.
D
dictatuur leven waarin we grondrechten hebben.

Slide 15 - Quiz

Wat is een misdrijf?
A
Zonder te betalen in de tram zitten.
B
Op de fiets zonder licht in het donker fietsen.
C
Een krat bier uit de supermarkt stelen.
D
Wildplassen.

Slide 16 - Quiz

Dit is een misdrijf
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Is levenslang in Nederland ook écht levenslang?
A
Ja
B
Nee, dit is maximaal 25 jaar

Slide 18 - Quiz

Mag je een joint roken op straat?

A
Ja
B
Nee, alhoewel gebruik is toegestaan, is bezit verboden.
C
Ja, alleen als het mag van je ouders.

Slide 19 - Quiz

Hoeveel cannabis mag je bij je dragen?
A
1 gram
B
10 gram
C
5 gram
D
7 gram

Slide 20 - Quiz

Tot welke leeftijd moet je verplicht naar school?
A
16
B
17
C
18
D
19

Slide 21 - Quiz

Is te hard rijden met dodelijk gevolg een overtreding?
A
Ja
B
Nee, dit is doodslag en dus een misdrijf

Slide 22 - Quiz

Zijn de meeste criminelen allochtonen?
A
Nee, in absolute cijfers zijn er meer autochtonen verdacht
B
Ja

Slide 23 - Quiz

Hoeveel moorden worden er in Nederland gepleegd per jaar?
A
200
B
163
C
118
D
125

Slide 24 - Quiz

Huiswerk
Maak de opdrachten en samenvatting van paragraaf 1 van het hoofdstuk criminaliteit .


Slide 25 - Diapositive