Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
1.3_Heb je geld nodig om te ruilen?
H1: Geld moet rollen
1 / 18
suivant
Slide 1:
Diapositive
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
18 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
H1: Geld moet rollen
Slide 1 - Diapositive
De rente op je spaargeld is een voorbeeld van
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 2 - Quiz
Je telefoonabonnement is een voorbeeld van....
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven
Slide 3 - Quiz
Op welke soort uitgaven kan je het beste bezuinigen?
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven
Slide 4 - Quiz
Kleedgeld is een voorbeeld van
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
Slide 5 - Quiz
Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je ..
A
Rekening
B
Overzicht
C
Begroting
D
Reserveren
Slide 6 - Quiz
De budgetlijn gebruiken we omdat
A
Deze lijn producten weergeeft
B
Deze lijn alle mogelijke product combinaties weergeeft bij 2 producten die je maximaal kunt kopen met een bepaald budget
C
je dan beter kunt kiezen
D
dan weet je hoeveel je kunt overhouden
Slide 7 - Quiz
€ 2,50 zakgeld per week is
A
€ 10,- per maand
B
€ 125,- per jaar
C
€ 32,50 per kwartaal
Slide 8 - Quiz
Vaste lasten
Dagelijkse uitgaven
Incidentele uitgaven
hagelslag
huur
melk
nieuwe wasmachine
abonnement krant
Reparatie dak
Slide 9 - Question de remorquage
Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
overdrachtsinkomen
winst van je bedrijf
loon
huurtoeslag
Rente
WW-uitkering
Slide 10 - Question de remorquage
Van je kleedgeld (€ 150,-) geef je € 39,- uit aan kleding. Hoeveel procent van je kleedgeld is dit?
Slide 11 - Question ouverte
Als je loon in procenten meer stijgt dan de prijzen, neemt je koopkracht toe.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden
Slide 13 - Quiz
Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel
Slide 14 - Quiz
Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Koopruil
D
Inflatie
Slide 15 - Quiz
Welke formule gebruik je om een verandering van de omzet in procenten uit te rekenen?
A
wat/waarvan ×100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%
Slide 16 - Quiz
De dieselprijs per liter is in een week tijd gestegen van € 1,32 naar € 1,40.
Hoeveel is de dieselprijs gestegen in procenten?
A
5,3%
B
7,8%
C
6,1%
D
8,4%
Slide 17 - Quiz
In 2015 waren er 12 apen in de dierentuin. In 2014 waren het er 8. Wat is de groei in procenten?
A
25%
B
50%
C
75%
D
2,5 bananen
Slide 18 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
1.3 heb je geld nodig om te ruilen?
Septembre 2022
- Leçon avec
35 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
1.3_Heb je geld nodig om te ruilen?
Septembre 2021
- Leçon avec
44 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
1.3_Heb je geld nodig om te ruilen?
Septembre 2022
- Leçon avec
45 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
1.3 heb je geld nodig om te ruilen?
Septembre 2020
- Leçon avec
43 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
1.3A heb je geld nodig om te ruilen?
Septembre 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
LES3
Septembre 2020
- Leçon avec
41 diapositives
Economie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Een verschil berekenen in procenten
Janvier 2019
- Leçon avec
15 diapositives
par
Economics
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
economie voor vmbo
1.4 Hoe hoog is jouw inkomen?
Août 2018
- Leçon avec
48 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld