Gefixt - les 3

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • 25 minuten werkwoordspelling
  • Gefixt les 2 en 3

Slide 2 - Diapositive

Doelen
  • Ik ken het verschil tussen fictie en non-fictie.
  • Ik kan informatie uit een film of een verhaal halen.
  • Ik kan informatie zoeken.
  • Ik kan hoofd- en bijzaken onderscheiden.
  • Ik kan een vermissingsbericht schrijven.

Slide 3 - Diapositive


werkwoordspelling
persoonsvorm 
verleden tijd

Slide 4 - Diapositive

Doelen
  • Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kent het begrip verleden tijd en weet hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd schrijft.
  • Je weet hoe je 't ex kofschip gebruikt.

Slide 5 - Diapositive

persoonsvorm herkennen
1)  past zich aan aan het onderwerp
 
2)  verandert mee met de tijd
      
3) staat vooraan wanneer je er een vraagzin van maakt

Slide 6 - Diapositive

Hoe vorm je de persoonsvorm in de verleden tijd?

Slide 7 - Diapositive

sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd onregelmatig worden vervoegd. Je krijgt een nieuwe vorm:
bijten    -  ik beet
kopen   -  ik kocht
lopen    -  ik liep

Slide 8 - Diapositive

sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden kun je meestal schrijven wat je hoort. Als de vorm op een t-klank eindigt, kijk dan naar het hele werkwoord om te zien of je een t of een d moet schrijven. 
lijden        -   leed
smijten    -   smeet
rijden       -    reed
snuiten   -    snoot

Slide 9 - Diapositive

zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd regelmatig worden vervoegd. Je gebruikt dan:
ik-vorm   +  te(n) : ik maakte, wij lachten
                                      of 
ik-vorm   +  de(n) : jij hoorde, jullie belden

Slide 10 - Diapositive

't ex kofschip
Om te bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd met -d of -t geschreven moet worden, kun je gebruik maken van een ezelsbruggetje. 

Slide 11 - Diapositive

't ex kofschip
1)   vind de stam van het werkwoord : haal -en van het                              werkwoord af 
2)  kijk of de laatste letter van de stam een medeklinker uit                    't  ex-kofschip is : t, x, k, f, s, ch, p

              Let op:  Gebruik hiervoor de stam, niet de ik-vorm!

Slide 12 - Diapositive

't ex kofschip
Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit                           't ex-kofschip?                 t, x, k, f, s, ch, p 

ja     ->  schrijf ik-vorm + te(n)  : praten  ->  ik praatte
                                                                 kruisen -> ik kruiste
nee ->  schrijf ik-vorm + de(n) : zagen  ->  ik zaagde
                                                                 zeven  ->  ik zeefde

Slide 13 - Diapositive

even oefenen

Slide 14 - Diapositive

Hoe spel je de pv-vt in onderstaande zin?

(faxen) Ik ... gisteren een bestand naar mijn leraar.
A
faxde
B
faxede
C
faxte
D
faxdte

Slide 15 - Quiz

Hoe spel je de pv-vt in onderstaande zin?

(kunnen) Mijn nichtje ... helaas niet op mijn feestje komen.
A
kan
B
kunde
C
kun
D
kon

Slide 16 - Quiz

Noteer de juiste vorm van de pv-vt.

(roken) Mijn vader ... vroeger.

Slide 17 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van de pv.

(landen) Het vliegtuig ... om 10:00 uur op Schiphol.

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

opdracht
Je gaat 10 minuten aan de slag met werkwoordspelling
(app Werkwoordspellen).

Slide 20 - Diapositive

Gefixt

Wat is er tot nu toe gebeurd?

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive